woensdag 9 mei 2018

Een blauwtje lopen IV: beginnersproblemen



Lijkt wel een beetje op een vlinder


Dit is het vierde jaar dat ik naar de grote weerschijnvlinder heb gezocht in De Brand. Weer niet gevonden.  Ik ben drie keer gaan kijken en dat is natuurlijk drie keer goed besteed, maar toch, ik begin me steeds méér een beginner te voelen.
Langs het pad staan veel bloeiende orchideeën met grote bloemen die op de ene plant lichtroze, op de andere donkerroze zijn. Wat orchideeën betreft ben ik nog minder dan een beginner. Ik ken één soort, de wespenorchis, die algemeen in Nederland voorkomt. Met zijn onopvallend kleine groene bloemen zou je er zo aan voorbij lopen. Maar deze schoonheid staat er om gezien te worden.  Ik maak veel foto’s zodat ik hem thuis kan opzoeken. Na veel bladeren en googelen kom ik tot de voorlopige conclusie dat ook dit een wespenorchis is, de enige soort die ik dacht te kennen!


Tweemaal kom ik van die professioneel uitziende amateurfotografen tegen. Om me op te beuren zeggen ze allebei dat je “geluk” moet hebben om de weerschijnvlinder te zien. Het mannetje komt maar af en toe naar beneden (ze vliegen rond de toppen van eiken) om water uit een plas te drinken, of vocht op te zuigen uit een drol of dood beest. Een van hen vertelt dat hij er een vorige week een heeft gezien, maar hij was net te laat om een foto te kunnen maken. “Hij [de vlinder] dacht: we geen eens lekker fotograafje pesten”. Zo was het voor hem toch een pechdag geworden!

Juli 2015

dinsdag 8 mei 2018

Dichtersnarcis



(Behaarde) bijenwolven omstrengeld op een dichtersnarcis


Er is een narcis die ‘dichtersnarcis’ heet -in het Latijn Narcissus poeticus- en zo ziet hij (of zij) er ook uit.
Ik heb er een paar groepjes van in het bloemenweitje gezet. Daar horen ze helemaal niet thuis. Ten eerste
zijn ze niet inheems. Ten tweede zijn het geen nectarplanten voor bijen of vlinders, ook geen
waardplanten trouwens. Ze staan er voor mij dus eigenlijk. Mooi te zijn.
Afgelopen weekeinde vond ik een paar pollen van de dichtersnarcis in de Eifel. Dat vond ik goed nieuws.
Als de wilde dichtersnarcis in de Eifel voorkomt, dan is die toch al bijna inheems. Dan hoort hij er al een
beetje bij in mijn bloemenweitje.
Maar nu nog beter nieuws: gisteren zag ik twee kevers paren op een van de dichtersnarcissen in het
weitje. Poëtischer kan haast niet!
De kevers zijn van het soort ‘bijenwolf’ of ‘harige bijenwolf’. Daar wil ik vanaf wezen! Ik heb wat
gegoogeld en kwam op deze namen uit. De larven eten bijen. Dat is dan wel weer een beetje jammer
voor de bijen die ik met hotelletjes, en bloemetjes natuurlijk, naar het weitje lok.
Ja, dat is de natuur, zeggen mensen, dat hoort erbij. Inderdaad. Maar als in de Oostvaardersplassen
grote grazers dood gaan van de honger, is Nederland in rep en roer, ook al is dat natuur (het riep zelfs
meer commotie op dan de hongersnoden in Jemen of Somalië afgelopen jaar). Omwille van het welzijn
van de dieren is nu geadviseerd dat komende zomer de helft van de kudde herten doodgeschoten moet
worden. Ik dacht: nu komt er een storm van protest. Maar het bleef stil. Daar begrijp ik dan weer niks
van, want het doodschieten van de halve kudde heeft niets met dierenwelzijn en nog minder met natuur
te maken.
Waarmee ik wil zeggen, hoewel het een niet logisch op het ander volgt: in mijn bloemenweitje mag de
natuur haar gang gaan, al is niet alles ‘puur natuur’, en al moet ik hier af en toe wat tuinieren in dit
postzegeltje. Heb ik nog wat tijd over, dan loop ik er met een hoofd vol poëzie en weekhartige gevoelens
rond.


Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.


J.C. Bloem


De tijd terugdraaien



Aardbeivlinder


Ik ben twee dagen vlinders gaan kijken in de Eifel. Omdat het wat hoger ligt, loopt de lente daar
wat achter. Het leek alsof de klok een stukje terug werd gezet. Daar bloeide nog de sleedoorn en
over de bomen lag “een waas van het aanvanklijk lover”. In de weitjes stonden volop sleutelbloemen
en paardenbloemen. Als je dat ziet heb je niet alleen het gevoel dat het een paar weken vroeger in het
jaar is, maar ook dat het zo’n vijftig jaar vroeger is!
Ik heb door een paar beekdalen en over wat zonnige hellingen gewandeld en dat was heerlijk!
Zinkviooltjes gezien, heel veel slanke sleutelbloemen, de eerste orchideeën, een paar pollen met
dichtersnarcissen (die heb ik in mijn tuin staan, maar ik had ze nog nooit in het wild gezien)! Er
vlogen niet veel vlinders, daarvoor was het kennelijk nog net een beetje te vroeg, maar wat er wel
vloog, was niet niks! Bijna overal waar ik kwam zag ik bruine dikkopjes. Verder vlogen op één helling
veel groentjes. In een bosrand een grote vos (primeur voor mij!!). Langs een beek enkele aardbeivlinders
(nog een primeur!!) en op een parkeerplaatsje drie sleutelbloemvlinders (en nóg een primeur voor mij!!).
Aardbeivlinders, bruine dikkopjes en grote vossen kwamen tot ongeveer een halve eeuw geleden in
Nederland nog op allerlei plekken voor, maar zijn inmiddels zo goed als verdwenen. Ze staan op de Rode
Lijst vermeld als bedreigd (aardbeivlinder) of ernstig bedreigd (bruin dikkopje en grote vos, de laatste is
“met acuut uitsterven [...] bedreigd”). Een soort openluchtmuseum!


Grote vos


Bruin dikkopje op slanke sleutelbloem


Sleutelbloemvlinder


7 mei 2018


Bronnen


“Een waas van het aanvanklijk lover” is een dichtregel uit ‘Vroege voorjaarsavond’ van J.C. Bloem.

maandag 7 mei 2018

Haast

De lente heeft haast dit jaar. Door de vorst in maart en de warmte einde april vliegt de lente voorbij.
Sommige planten lopen later uit door de kou in maart, andere juist vroeger door de warmte in april.
Het jonge blad aan de bomen, de narcissen, tulpen, bloesem: het gebeurde allemaal in dezelfde week
en na die week was het klaar: de bloemen uitgebloeid, het blad niet meer pril.


Wie ook haast hadden: de voorjaarsvlinders. Maar of dit met elkaar te maken heeft? Misschien hebben
ze altijd haast, maar viel het me dit jaar pas op. Toen ik het eerste citroentje door de tuin zag vliegen,
wilde ik het op de foto zetten. Ik haalde mijn toestel, maar weer buiten was de vlinder weg. Dan maar
verder met mijn tuinwerk, ik heb ook eigenlijk helemaal geen tijd om foto’s te maken. Het toestel ligt
nu wel onder handbereik op de tuintafel. “Daar is die weer!” en hup erachteraan. Hij vliegt langs de heg,
over een boom, steekt het bloemenweitje over en verdwijnt in de tuin van mijn buurman. Dit tafereel
van fladderende vlinder en ik daar dravend achteraan herhaalt zich ettelijke keren. Het onkruid krijgt
intussen alle tijd om door te groeien.
En ook de dagen erna ren ik nog vele keren door de tuin achter de citroenvlinders en, iets later,
oranjetipjes aan. Geen enkele keer gaat de vlinder op een bloem zitten, hoewel die bloemen er toch
volop zijn. Ik heb in mijn fotobestanden gezocht tussen de foto’s van eerdere jaren, of ik daar
voorjaarsfoto’s van de citroenvlinder kan vinden: nul (terwijl ik er elke zomer altijd wel een of enkele
maak). En van de oranjetipjes:  één serie die ik vorig jaar in mijn tuin heb gemaakt, ‘s morgens vroeg
toen de vlinder nog moest opwarmen. Zouden deze voorjaarsmannetjes inderdaad haast hebben?


Afgelopen weekeinde heb ik ook nog een poging gedaan om mee te doen met de bijentelling. Dat zou
zo vroeg in het voorjaar ook voor leken ‘te doen’ zijn, omdat er nog ‘maar’ zo’n twintig soorten in
tuinen te zien zijn. Bij het testje op de site maakte ik zoveel fouten dat ik besloot om de bijen niet
tijdens het halfuurtje tellen op naam te brengen, maar alleen foto’s te maken en dan binnen het
formulier te turven. Maar allejezus wat een haast hebben die bijen en hommels. Ze zitten maar een
fractie van een seconde op een bloem nectar te drinken en, zoem, naar de volgende bloem. De foto’s
zijn van te ver weg, bewogen, soms is de bij zelfs al helemaal buiten beeld! Wat een stress (ook voor mij).
Na een kwartiertje heb ik het opgegeven. Ik ben erachter gekomen dat je geen haast moet hebben om
bijen te ‘tellen’, dat wil zeggen: hun namen, voorkeuren en gewoontes te leren. Het woord bijen kun je
hier vervangen door willekeurig wat uit de natuur, of het nou paddestoelen, mossen, vogels, slakken of
wat dan ook zijn. Het vraagt veel geduld. Dus niet met een A4tje met afbeeldingen naar buiten rennen
om een halfuurtje te ‘scoren’, zoals ik deed.


Wie geen haast had, of leek te hebben, was de gehakkelde aurelia die ik deze winter fladderend tegen
het raam had gevonden en in een doosje op een koel en donker plekje had gezet (met een beetje
honingwater in een dopje). Toen het weer zachter werd en de eerste
bloemen bloeiden, wilde ik hem buiten loslaten. Ik deed de doos open en zag hem roerloos zitten.
‘Tijd om op te staan’ zei een teletubbie-stemmetje in mijn hoofd. Maar bij het oppakken van de doos
viel hij om. Dood. Had de lente zich maar een beetje meer moeten haasten. Op die late start kon deze
vlinder niet wachten, zijn tijd & energie waren opgebruikt (of eigenlijk: het honingwater was
opgedroogd).


‘Mijn’ huisvlinder heeft de winter toch niet overleefd. Vroeger noemde men de gehakkelde aurelia
de C-vlinder, vanwege de witte ‘C’ op de onderkant van de vleugel. De ‘C’ is hier, net als de vlinder,
omgevallen.


April 2018