De lente heeft haast dit jaar. Door de vorst in maart en de warmte einde april vliegt de lente voorbij.
Sommige planten lopen later uit door de kou in maart, andere juist vroeger door de warmte in april.
Het jonge blad aan de bomen, de narcissen, tulpen, bloesem: het gebeurde allemaal in dezelfde week
en na die week was het klaar: de bloemen uitgebloeid, het blad niet meer pril.
Wie ook haast hadden: de voorjaarsvlinders. Maar of dit met elkaar te maken heeft? Misschien hebben
ze altijd haast, maar viel het me dit jaar pas op. Toen ik het eerste citroentje door de tuin zag vliegen,
wilde ik het op de foto zetten. Ik haalde mijn toestel, maar weer buiten was de vlinder weg. Dan maar
verder met mijn tuinwerk, ik heb ook eigenlijk helemaal geen tijd om foto’s te maken. Het toestel ligt
nu wel onder handbereik op de tuintafel. “Daar is die weer!” en hup erachteraan. Hij vliegt langs de heg,
over een boom, steekt het bloemenweitje over en verdwijnt in de tuin van mijn buurman. Dit tafereel
van fladderende vlinder en ik daar dravend achteraan herhaalt zich ettelijke keren. Het onkruid krijgt
intussen alle tijd om door te groeien.
En ook de dagen erna ren ik nog vele keren door de tuin achter de citroenvlinders en, iets later,
oranjetipjes aan. Geen enkele keer gaat de vlinder op een bloem zitten, hoewel die bloemen er toch
volop zijn. Ik heb in mijn fotobestanden gezocht tussen de foto’s van eerdere jaren, of ik daar
voorjaarsfoto’s van de citroenvlinder kan vinden: nul (terwijl ik er elke zomer altijd wel een of enkele
maak). En van de oranjetipjes: één serie die ik vorig jaar in mijn tuin heb gemaakt, ‘s morgens vroeg
toen de vlinder nog moest opwarmen. Zouden deze voorjaarsmannetjes inderdaad haast hebben?
Afgelopen weekeinde heb ik ook nog een poging gedaan om mee te doen met de bijentelling. Dat zou
zo vroeg in het voorjaar ook voor leken ‘te doen’ zijn, omdat er nog ‘maar’ zo’n twintig soorten in
tuinen te zien zijn. Bij het testje op de site maakte ik zoveel fouten dat ik besloot om de bijen niet
tijdens het halfuurtje tellen op naam te brengen, maar alleen foto’s te maken en dan binnen het
formulier te turven. Maar allejezus wat een haast hebben die bijen en hommels. Ze zitten maar een
fractie van een seconde op een bloem nectar te drinken en, zoem, naar de volgende bloem. De foto’s
zijn van te ver weg, bewogen, soms is de bij zelfs al helemaal buiten beeld! Wat een stress (ook voor mij).
Na een kwartiertje heb ik het opgegeven. Ik ben erachter gekomen dat je geen haast moet hebben om
bijen te ‘tellen’, dat wil zeggen: hun namen, voorkeuren en gewoontes te leren. Het woord bijen kun je
hier vervangen door willekeurig wat uit de natuur, of het nou paddestoelen, mossen, vogels, slakken of
wat dan ook zijn. Het vraagt veel geduld. Dus niet met een A4tje met afbeeldingen naar buiten rennen
om een halfuurtje te ‘scoren’, zoals ik deed.
Wie geen haast had, of leek te hebben, was de gehakkelde aurelia die ik deze winter fladderend tegen
het raam had gevonden en in een doosje op een koel en donker plekje had gezet (met een beetje
honingwater in een dopje). Toen het weer zachter werd en de eerste
bloemen bloeiden, wilde ik hem buiten loslaten. Ik deed de doos open en zag hem roerloos zitten.
‘Tijd om op te staan’ zei een teletubbie-stemmetje in mijn hoofd. Maar bij het oppakken van de doos
viel hij om. Dood. Had de lente zich maar een beetje meer moeten haasten. Op die late start kon deze
vlinder niet wachten, zijn tijd & energie waren opgebruikt (of eigenlijk: het honingwater was
opgedroogd).
‘Mijn’ huisvlinder heeft de winter toch niet overleefd. Vroeger noemde men de gehakkelde aurelia
de C-vlinder, vanwege de witte ‘C’ op de onderkant van de vleugel. De ‘C’ is hier, net als de vlinder,
omgevallen.
April 2018