Eli Heimans maakte in 1914 “een paaschwandeling over den St. Pietersberg”. Zijn verslag, aanvankelijk geschreven voor de Groene Amsterdammer, staat in ‘De Sint Pietersberg’ uit 1938 (toen kennelijk nog ‘up-to-date’). Ik las het nadat ik er gewandeld had in mei, benieuwd naar de vlinders die hij op zijn wandeling had gezien. Nu wandelde hij in april en zag zodoende de soorten die al vroeg in het voorjaar vliegen: “De bloemenweelde van het dal heeft tot gevolg een rijke insekten-fauna. Vooral veel vlinders: dag-pauwogen, atalanta’s, kleine vossen en citroenvlinders fladderden er op dien Paaschmorgen zoo loom en haasteloos rond, alsof het een smoorheete zomerdag was.” En boven op de berg was het al niet anders: “..of alle witjes, citroentjes, en de bonte kapellen, de schoenlappers, juist de gele potentilla’s en viooltjes, die precies langs het allerbovenste kantje staan, hebben uitgekozen om op te rusten of er honing uit te zuigen”.
Op twee of drie citroentjes na heb ik vandaag geen van deze nochtans algemeen voorkomende soorten gezien. Van ‘bloemenweelde’ is dan ook geen sprake meer. Het meest verbaasde mij deze zin van Heimans: “Bij duizenden en duizenden hangen de gele sleutelbloemen, de primula veris, op hun rechten langen stengel; hier en daar ziet de grond er geel van.” Ik ben in Limburg opgegroeid en in mijn tienerjaren, zestig jaar na 1914 en veertig jaar na 1938 dus, was ik al blij als ik een paar sleutelbloemen bij elkaar zag staan.
Maar geen reden voor somberheid! Want er is op de Sint Pietersberg één weitje op een kalkrijke helling, hol als een lepel, beschut tegen de wind en vol in de zon, waar wel allerlei bloemen bloeien. Op dat ene weitje vliegen verschillende vlindersoorten die verder nergens in Nederland voorkomen. Zoals het boswitje en het bruin dikkopje. Op de achtergrond hoor je op een doordeweekse dag steeds “Piep - piep - piep - piep” van de vrachtwagens die achteruit rijden. Want pal achter de helling is de groeve waar ENCI mergel wint. Natuur en industrie overlappen elkaar hier eigenlijk. Waar de ENCI klaar is, kan de natuur beginnen.
Toch dacht ik eerst, toen ik bij het weitje aankwam: er zijn helemaal geen vlinders. Ook niet veel bloemen trouwens (geen ‘bloemenweelde’). Op Vlindernet had ik gelezen dat de dichtheid van bruine dikkopjes 4 vlinders per hectare is. Zelfs als die vier zich op dit ene weitje verzamelen, is het een zoekplaatje. Want als ze stilzitten, zie ik ze niet. En als ze vliegen, herken ik ze niet. Een klein bruin vlindertje, wat wil je!
Dus: àls ik iets ziet vliegen, ren ik er achteraan, of volg het met mijn ogen. Zodra het landt, probeer ik het met de verrekijker te vinden. Het is een hele kunst om een onopvallend klein bruin vlindertje in een hoofdzakelijk groene wei te vinden. Zo van: bij het dikke graspolletje schuin naar boven…. En als dat dan lukt, pak ik, terwijl ik onafgebroken naar het vlindertje blijf kijken, de camera en volg door de lens opnieuw dezelfde weg door het gras. Eenmaal gevonden, zoom ik in. Een hachelijk moment, want bij het inzoomen wordt het beeld onscherp. Dan op de tast op zoek naar de knopjes voor handmatig scherpstellen. Met wat pech is de vlinder dan net op gevlogen en ben ik hem kwijt, want eer mijn ogen vanachter de camera vandaan zijn gekomen, is het vlindertje alweer ergens geland zonder dat ik heb kunnen zien waar. Kan ik opnieuw beginnen met zoeken naar 4/ha.
Als ik het zo opschrijf, begin ik wel wat bewondering te krijgen voor mijzelf en al die andere vlinderaars.
En wat me ook wel een beetje verbaast, over mezelf dan: dat engelengeduld! Hoewel, wie er werkelijk engelengeduld hebben, zijn de honden. Ze lopen opgewekt voor mij uit. Ik zie een vlinder voor ze opvliegen, roep ze terug en zeg (niet allervriendelijkst) dat ze moeten gaan liggen. Ze aarzelen: rare toestand! Liggen, hier midden op het pad? Ja, af (bars nu). OK, OK! Ze gaan liggen, ik leg de rolriemen naast ze en begin aan het zoekplaatje, zie hiervoor. Zij liggen hijgend in de zon naar me te kijken. Buh! Het vlinderseizoen is weer begonnen.
Geduld
Hier eindigen mijn aantekeningen. Er kwam iets tussen, etenstijd of zo. Maar wat ik wou zeggen: ik heb ze gevonden, de bruine dikkopjes, soms zelfs twee tegelijk! En het is ook nog gelukt een jachttrofee mee te nemen!
Geduld II
13 mei 2016, Sint Pietersberg, Maastricht
Ir. D.C. van Schaïk e.a., De Sint Pietersberg. Heruitgave 1983. De citaten staan op pag. 36 en 39-40.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een bericht achterlaat!