Selfie met een meriansborstel, gevonden in de tuin
“...een schoone, geele, geborstelde Rups, met een roode punt agter op de start…”
Weinig rupsen zo mooi als de meriansborstel. Daar leg ik mijn tuinwerk graag voor stil, om de rups over mijn tuinhandschoen te laten kruipen en van alle kanten te bekijken en te fotograferen.
Meestal is het andersom bij de vlinders: de rups valt door schutkleuren niet zo op, maar het imago (de vliegende vlinder) is, of althans de bovenkant van de vleugels ervan, opvallend gekleurd. De soortnaam verwijst daarom vaak naar het uiterlijk van het imago: oranjetipje, dagpauwoog, koolwitje.
Maar hier hebben we te maken met een geëmancipeerde rups: niet de vlinder maar de rups steelt de show. Opvallend uitgedost met lange haren, borstels en een rood penseeltje, zwarte strepen in de plooien van de huid en een kleur die je eerder verwacht in een tijdschrift met ideeën voor woondecoratie, dan voorthobbelend over een tuinpad. Het imago daarentegen heeft een perfect camouflagepak (bruin met beige), waardoor je hem nooit ziet. Dat wil zeggen: ik heb hem nog nooit gezien. De rups des te vaker in de nazomer, want hij komt algemeen voor en zo’n opvallende verschijning zie je niet snel over het hoofd.
Dat lijkt dan niet zo handig, want dan zien de vogels hem ook, zou je denken. Maar zo’n punk-kapsel met lange haren en pluimen geeft juist een hele goede bescherming tegen hongerige vogels, en dat maakt schutkleuren overbodig. De opvallende kleur en zwarte strepen die onverwacht te zien zijn als de rups zich strekt, maken dat de rups er nog extra afschrikwekkend uitziet. Maar zoals altijd: smaken verschillen. Wij vinden dat mooi, de meeste vogels juist vies.
De vlindersoort is dus genoemd naar deze harige griezel / schoonheid. Op de rug staan vier gele of witte borstels die op schilderskwasten lijken. En op een van de laatste segmenten prijkt een lang, dun, rood penseeltje voor het fijne werk. De associatie met een kunstschilder ligt voor de hand. Het had daarom de rembrandtsborstel, de vermeersborstel, of de vangoghsborstel kunnen worden, keuze te over. Ik stel mij zo voor dat de anonieme naamgever (ik heb niet kunnen achterhalen wie de naam ‘meriansborstel’ heeft bedacht) dacht: ‘Nee, het moet wél genoemd worden naar een schilder zijn die vlinders schilderde’. De hoefnagelborstel, de goedaertborstel, de withoosborstel of de vankesselborstel…? Had allemaal gekund. Maar misschien vond de naamgever dit net als ik een geëmancipeerde rups, en die noem je naar een geëmancipeerde kunstschilder. Dan kom je onherroepelijk bij Maria Sibylla Merian, een kunstenares die aan het einde van de zeventiende en begin achttiende eeuw als gescheiden vrouw kunstboeken maakte met afbeeldingen van bloemen en vlinders. Ze werd bij leven en nu nog steeds gewaardeerd als kunstenaar én als natuurvorser. Van talloze vlinders bracht ze de levenswijze in beeld door ze in hun verschillende stadia en met hun voedselplant na te tekenen en het kweekproces te beschrijven, in een tijd dat er nog heel weinig kennis was over insecten. De naam had niet beter gekozen kunnen zijn, vind ik!
In een van haar boeken beschrijft Merian de rups die later naar haar is genoemd. De Duitse tekst, die zij in 1679 schreef is wat uitgebreider dan de Nederlandse uit 1712. “Ob nicht diese unten - kriegende Raupe eine von der artigsten und fürnemsten Gattung / der bishero abgehandelten Raupen / sei / soll sich bald eröffnen” [Of deze hieronder kruipende rups niet een van de aardigste en voornaamste soorten van de tot nu toe behandelde rupsen is, zal zometeen blijken]. Hierna volgt een gedetailleerde beschrijving van de rups, waarbij mij opvalt dat Merian niet alleen vaardig was met het penseel, maar ook met de pen. De kleur omschrijft ze als “ein schönes Dottergelb”, de zwarte strepen “wie Sammet” [als fluweel] en als de rups schrikt, “so rümpft sie sich alsobald zusammen”. Rümpfen betekent plooien. Merian beschrijft hier dus dat de rups zich als een harmonica intrekt. Ieder detail van de rups wordt minutieus beschreven: de “fünf grosse gelbe Haarborstel” [vijf grote gele haarborstels], de “roten Schweif” [rode staart], de “schwarze Dümpfelein” [de zwarte stipjes -stigmata in vakjargon-], de zes rode “Kläulein” [klauwtjes -pootjes-] en tien gele “Füßlein” [voetjes -buikschuivers geheten-].
Met de kleuraanduiding van eidooiergeel had ik wel even moeite, omdat ik het meer als pastelachtig blauwgroen zou omschrijven. Maar toen ik de foto’s op vlindernet bekeek, zag ik dat er bij de rupsen nogal wat kleurvariatie is. De haren van de rups kunnen wit zijn, inderdaad dooiergeel of zelfs rossig.
Een pietluttigheid: voor iemand die zo nauwkeurig observeerde als Merian is het wel gek dat ze zich vergiste in het aantal borstels: ze heeft het over vijf haarborstels, maar het zijn er (bij de volgroeide rups) slechts vier.
Plaat XLVII van deel I: Pruimen
Bronnen
“Ob nicht diese…” en alle andere Duitse citaten komen uit het online exemplaar van Der Raupen wunderbare Verwandlung enz. deel I (1679) van de universiteit van Erlangen-Nürnberg
Foto’s van en informatie over de meriansborstel (rups) op vlindernet: http://www.vlindernet.nl/fotoalbum.php?soort=rups&vlinderid=464
Prent van pruim en metamorfose van de meriansborstel: uit het online exemplaar van Der Raupen wunderbare Verwandelung deel I (1679) van de universiteit van Frankfurt
De Nederlandse tekst over de meriansborstel uit Der Rupsen begin, voedzel enz. deel I (1712) luidt:
Deze boom geeft het voedzel aan een schoone, geele, geborstelde Rups, met een roode
punt agter op de start, wanneer ze zig uitrekt dan vertoonen zig vier swarte als fluweele
streepen dwars over het lyf, ik heb ze gevoed tot in ‘t laatste van Augusti, doe maakten
ze een wit bordig gespin, en veranderden in Popjes, uit zommige kwamen in September,
en anderen des volgenden Jaars in April graauwe Uiltjes uit, die ook graauwe eiertjes
leiden.
en is afkomstig uit het online exemplaar van de universiteit van Gent:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een bericht achterlaat!