dinsdag 25 juli 2017

Onder de voet



In de kleinste maat van de petrischaaltjes ligt een nachtvlindertje, als een bloemblaadje in een rond glazen kistje. In zo’n schaaltje kan ik het goed van alle kanten bekijken. Ik heb net met hulp van het vlinderdeterminatiesysteem van de Vlinderstichting en de nachtvlindergids de naam gevonden: een rozenblaadje.

Nu niet denken aan een vuurrode roos, maar aan een roos die zachtgeel begint en later een beetje roze verbloeit. Over de voorvleugel loopt een zwart zigzaglijntje. Dat hebben rozen dan weer niet. Langs de vleugelranden zijn de schubben wat afgesleten waardoor het vleugeltje een beetje doorschijnend is. In één woord: teer.


Als ik met mijn loupe kijk, zie ik een voelsprietje een béétje op en neer gaan. De laatste stuiptrekkingen. Het achterlijf is kapot en er puilt wat prut uit. Zijn het eitjes? Was ze net op weg naar een eik met korstmos erop, omdat dat is wat de rupsen eten?


Een half uur geleden dwarrelde dit rozenblaadje laag over de grond over een bospad. Mijn man zag het niet en liep het onder de voet.


Foto's zijn gemaakt met een opzet-macrolensje op de smartphone

Een beetje van Knorr en een beetje van mezelf

Bruin blauwtje


Ik ben zo iemand die zonder pakjes en zakjes kookt, geen instant-type zeg maar. Met tuinieren ligt dat anders. Ik koop, net als de meeste mensen, kant-en-klare planten in potjes, en ook sla, tomaten, kool en prei zaai ik niet zelf, maar koop ze als kleine plantjes. Maar ik had met mezelf afgesproken dat het bloemenweitje geen instant tuin zou worden, maar puur natuur. Door met maaien en afvoeren van het maaisel het stikstofgehalte terug te brengen, zouden de bloemen vanzelf in dit deel van de tuin komen. Aan de grassoorten die geleidelijk veranderden kon ik zien dat er inderdaad steeds minder stikstof in de grond zat. Maar qua bloemen bleef het beperkt tot een handjevol soorten als paardenbloem, duizendblad, streepzaad, distel en zuring. Ik verzamelde iedere zomer zaden uit mooie bermen, en zo kwamen er kaardenbol, teunisbloem,  boerenwormkruid en wat jacobskruiskruid bij. Voor de dagvlinders zijn vooral distel en jacobskruiskruid een bezoekje waard.
Anderhalf jaar geleden werd ik ongeduldig en kocht een zakje zaad voor inheems bloemengrasland. Vorige zomer kwamen er aarzelend wat soorten bij en dit jaar schoorvoetend nog een paar: oreganum, grasklokje, rolklaver, kaasjeskruid, centaurie en slangenwortel bijvoorbeeld. Het jacobskruiskruid kreeg het ineens naar de zin en breidde zich flink uit. Vlinders zie ik vooral op rolklaver en oreganum zitten.

Tot mijn grote opwinding vloog er in mei een icarusblauwtje door het weitje. Maar de afgelopen dagen is het een groot instant succes! Als ik op een zonnig moment ga kijken, zie ik pakweg vier citroenvlinders, twee grote koolwitjes, drie dagpauwogen, een gehakkelde aurelia, zes landkaartjes, acht oranje zandoogjes, een kleine vuurvlinder, een groot dikkopje, en (een week geleden twee, maar later) een bruin blauwtje. Icarusblauwtje, groot dikkopje en bruin blauwtje zag ik nooit eerder in mijn tuin, oranje zandoogje nooit eerder in meervoud. Ik stel tevreden (en een beetje trots) vast dat mijn ‘bloemensoepje’ in de smaak valt bij de gasten.

Juli 2017