“Als eene gedachte verschijnt hij, drinkt uit een aantal bloemen en verdwijnt.”
Snellen van Vollenhoven 1870
Een kolibrievlinder in de tuin! Dat veroorzaakt wel wat commotie, om niet te zeggen onrust, zowel bij
mij als een van mijn kinderen -stadsmens- (mijn man is onverstoorbaar). Volgens de statistieken is
de kolibirievlinder “zeer algemeen”, maar ik heb er maar één keer eerder eentje in onze tuin gezien.
Heb ik nou gewoon heel veel pech, of zijn er flinke gradaties in deze kwalificatie?
mij als een van mijn kinderen -stadsmens- (mijn man is onverstoorbaar). Volgens de statistieken is
de kolibirievlinder “zeer algemeen”, maar ik heb er maar één keer eerder eentje in onze tuin gezien.
Heb ik nou gewoon heel veel pech, of zijn er flinke gradaties in deze kwalificatie?
De vlinder schiet als een drone snorrend van het ene vlijtige liesje naar het andere. Ik hol naar binnen
om mijn camera te pakken. De ongedurige gast blijft net lang genoeg dat ik een paar foto’s kan maken.
Met het witte beddenlaken, dat al de hele zomer aan de waslijn hangt voor de nachtvlinders, als
achtergrond lijkt het eerder een studiofoto dan een tuinfoto!
om mijn camera te pakken. De ongedurige gast blijft net lang genoeg dat ik een paar foto’s kan maken.
Met het witte beddenlaken, dat al de hele zomer aan de waslijn hangt voor de nachtvlinders, als
achtergrond lijkt het eerder een studiofoto dan een tuinfoto!
Vroeger heette deze vlinder de ‘onrust’*. “Pijlsnel komt een bruin vlindertje toegevlogen. Op de bloemen
gaan zitten? geen spraak daarvan. In trillende vlucht blijft het diertje voor de bloem 'staan'; een
lange zuigtromp priemt vlug in den kelk… en weg… op een andere bloem. In een minuut tijds heeft de
pepel niet minder dan 27 bloemen bezocht, uit elk vluchtig een drupje honing gepuurd om spoedig
elders over te wippen. Neen, de naam van 'onrust' is niet onaardig gevonden. De peter van dat diertje
had dit meer dan gewoon juist afgekeken, om dit zenuwachtig wezentje aldus kenmerkend te doopen”,
zo schrijft de Vlaamse priester Leo Senden in 1942.
gaan zitten? geen spraak daarvan. In trillende vlucht blijft het diertje voor de bloem 'staan'; een
lange zuigtromp priemt vlug in den kelk… en weg… op een andere bloem. In een minuut tijds heeft de
pepel niet minder dan 27 bloemen bezocht, uit elk vluchtig een drupje honing gepuurd om spoedig
elders over te wippen. Neen, de naam van 'onrust' is niet onaardig gevonden. De peter van dat diertje
had dit meer dan gewoon juist afgekeken, om dit zenuwachtig wezentje aldus kenmerkend te doopen”,
zo schrijft de Vlaamse priester Leo Senden in 1942.
Een halve eeuw eerder had Frederike van Uildriks, een Nederlandse natuurschrijfster, voorgesteld om
de vlinder de ‘duivenstaart’ te noemen, als vertaling van het Duitse ‘Taubenschwӓnzchen”, maar zonder
navolging. “Het stevige korte lichaam is van achteren plat en eindigt daar in een breede pluim als een
vogelstaart.” Ik vind dat een mooi detail, dat weliswaar minder in het oog springt als de kolibrie-achtige
manier van vliegen en de grote onrust waarmee dit gepaard gaat, maar wel heel sierlijk is.
de vlinder de ‘duivenstaart’ te noemen, als vertaling van het Duitse ‘Taubenschwӓnzchen”, maar zonder
navolging. “Het stevige korte lichaam is van achteren plat en eindigt daar in een breede pluim als een
vogelstaart.” Ik vind dat een mooi detail, dat weliswaar minder in het oog springt als de kolibrie-achtige
manier van vliegen en de grote onrust waarmee dit gepaard gaat, maar wel heel sierlijk is.
* Eigenlijk ‘kleine onrust’ ter onderscheiding van de wat grotere windepijlstaart, die ook ‘helicoptert’.
Een andere oude naam voor de vlinder is ‘meekrapvlinder’ vanwege een van de waardplanten voor de
rups, de meekrap, een verfplant die tot halverwege de negentiende eeuw vooral in Zeeland werd geteeld
om gele kleurstof van te maken. De rupsen konden in sommige jaren flink schade toebrengen aan de
meekrapoogst.
Een andere oude naam voor de vlinder is ‘meekrapvlinder’ vanwege een van de waardplanten voor de
rups, de meekrap, een verfplant die tot halverwege de negentiende eeuw vooral in Zeeland werd geteeld
om gele kleurstof van te maken. De rupsen konden in sommige jaren flink schade toebrengen aan de
meekrapoogst.
Bronnen
Het eerste citaat (Als eene gedachte…) is afkomstig uit ‘Gedaantewisseling en levenswijze der insecten’
(pag. 203) van Samuel Constant Snellen van Vollenhoven, verschenen in 1870 bij Kruseman.
(pag. 203) van Samuel Constant Snellen van Vollenhoven, verschenen in 1870 bij Kruseman.
Het tweede citaat (Pijlsnel komt een bruin vlindertje…) komt uit ‘Mooie vlinders’ (pag. 82) van Leo
Senden, verschenen in 1942 bij Haseldonckx.
Senden, verschenen in 1942 bij Haseldonckx.
Het derde citiaat (Het stevige korte lichaam…) staat in ‘Vlinder-Wereld’ (pag. 50) van F(rederike) J. van
Uildriks en Dr. Vitus Bruinsma, verschenen in 1899 bij Versluys.
Uildriks en Dr. Vitus Bruinsma, verschenen in 1899 bij Versluys.
De verklaring van de namen ‘kleine onrust’ en ‘grote onrust’ is te vinden in Sepp III (Winde Piylstaart,
pag. 269). De naam ‘meekrapvlinder’ was al gebruikelijk in .., toen Sepp over de vlinder schreef (deel II,
3e stuk pag. 1)
pag. 269). De naam ‘meekrapvlinder’ was al gebruikelijk in .., toen Sepp over de vlinder schreef (deel II,
3e stuk pag. 1)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een bericht achterlaat!