vrijdag 8 mei 2020

Tijd (zat) om rupsen te zoeken



We zitten midden in de rupsenpiek èn de lockdown van de coronacrisis. Tijd (zat) om rupsen te zoeken.
Vogels zijn daar natuurlijk heel goed in. Ik zie mezen en mussen met groene rupsen in hun bek naar hun
kroost vliegen. Wie er onverwacht ook goed in is: mijn jongste zoon, die vroeger veel computerspelletjes
heeft gedaan en daardoor -zegt hij- heel goed is in het zien van patronen, in dit geval rupsen. Tijdens een
wandelingetje door een eikenlaan vindt hij er een heleboel die op de grond liggen. 
Waar ik dan weer goed in ben: rupsenpoep horen vallen. Als ik onder een eikenboom sta die niet
bespoten is tegen eikenprocessierups, hoor ik een zacht getik op de bladeren. Mensen die ik erop attent
maak, horen het in het algemeen niet. Ik heb kennelijk goede oren. Ik hoor bijvoorbeeld ook
goudhaantjes zingen, iets wat voor de meeste senioren letterlijk te hoog gegrepen is. 
Rupsen laten zich als verdediging vallen als ze belaagd worden door een vogel. Soms bungelen ze aan
een zijden draadje en proberen weer omhoog te klauteren, maar er liggen er ook heel wat op de grond.
Daar zijn ze ook niet veilig. Mieren proberen om een kronkelende rups mee te nemen. In de
paar minuten dat ik het geduld heb om te kijken, is de rups nog geen millimeter verplaatst. Maar mieren
zijn volhouders en ik neem aan dat deze rups aan het einde van de dag in hapklare stukjes aan de
mierenlarven is gevoerd. 





De meeste rupsen zijn de gifgroene rupsjes van de kleine wintervlinder die beurtelings hun voorlijf en
dan hun achterlijf verplaatsen; de typische gang van alle rupsen van de familie van spanners. Vroeger
landmeters geheten vanwege die merkwaardige manier van bewegen van de rupsen: alsof ze steeds
een vaste afstand af passen. 



Rups van de kleine wintervlinder in spannerlooppas over mijn duim



Even zoeken tussen de eikenbladeren en ik zie veel opgerolde bladeren. Als ik zo’n sigaar tussen mijn
vingers pak, steekt een rups zijn kop naar buiten. Dat kan niet missen: de rups van de groene
eikenbladroller. Voor een microvlinder is de rups verrassend groot.


Kiekeboe


De mollige blauwgroene ‘rups’ in mijn hand is geen rups van een vlinder, maar larve van een bladwesp.
Dat klinkt alsof ik er verstand van heb, maar dat is niet zo. Ik heb nog nooit een (imago van een)
bladwesp gezien, wat betekent dat ik ze domweg niet herken. Maar ik herken wel de larven van de
bladwesp, omdat ze kraaloogjes en een mondje hebben en dat aan een :) doet denken! 


Larve van een bladwesp (soort mij onbekend)


Kortom: ik verveel me niet!


Andere bladwesplarve, ook fotogeniek


Mei 2020




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik vind het leuk als je een bericht achterlaat!