zondag 23 augustus 2015

Stervende vlinder



Er zit een vlinder op het gras. Of is het: er ligt een vlinder op het gras? De vleugels zijn wijd open gespreid: het is een kleine parelmoervlinder. ("Een parelmoer!! In mijn tuin!!!") 



Kleine parelmoervlinder



Mijn aanvankelijk enthousiasme over de aanwezigheid van deze soort in mijn tuin, maakt plaats voor bezorgdheid over het individuutje. ("Zit je te zonnen? Of zit je dood te gaan?") Maar ja, wat kan ik doen? Ik raak de vlinder met mijn vinger aan. Hij blijft stil zitten. Nee, het gaat duidelijk niet goed... Het enthousiasme krijgt dan toch weer de overhand en ik ren naar binnen om mijn fototoestel te pakken. Als een ramptoerist zet ik het diertje op mijn hand. Hij neemt plaats: ik zie zijn pootjes even bewegen en dan klapt hij zijn vleugels dicht. Het parelmoer glanst in de zon. Ik maak een paar foto's, blij over dit 'buitenkansje': een kleine parelmoervlinder in mijn tuin, door niet opgehelderde omstandigheden traag genoeg om op mijn hand en op de foto te krijgen. Daarna zet ik hem op een bloem van de IJzerhard. Mocht hij dorst hebben. Hij grijpt de bloem vast met zijn poten en zo laat ik hem met een vleugje hoop achter. Een uurtje later zit hij er nog, in precies dezelfde houding. Bij aanraking valt hij in mijn hand. Nu toch echt wel dood. 
Maar hij is nog even adembenemend mooi. Dat is iets dat veel dieren hebben, maar mensen (en bloemen) niet: dat hun vacht, veren, schilden of, bij vlinders de vleugels, hun pracht niet verliezen. Tot hun nadeel, want daarom worden ze gedood en opgezet of opgeprikt door ons, verleppende mensen. Zouden we dit ook doen als we onze eigen dierbaren in hun prachtkleed konden bewaren en zo het Leven, de Eeuwige Schoonheid konden vasthouden?
Als 'mijn' dode parelmoer veelvuldig gefotografeerd is en in een glazen pot op de keukentafel tentoongesteld staat, en ik mijn indrukken genoteerd heb in mijn schrift, ben ik toch echt wel uitgedacht en uitgeschreven over deze stervende en inmiddels gestorven vlinder. Ik moet denken aan Anton Koolhaas die ooit in het verhaal 'Weg met de vlinders' bladzijdenlang het sterven van een vlinder beschreef.  Daarom lees ik het verhaal opnieuw. Koolhaas moet ooit net als ik de 'buitenkans' gehad hebben om een stervende vlinder te zien. Ook hij zag de pootjes bewegen, toen de vleugels dat niet meer konden. Hij had twee bladzijden nodig om zijn gedachten hierover te formuleren. Soms bewonder ik breedsprakigheid. Mooie breedsprakigheid dan. Het valt niet mee om één allermooiste zin eruit te halen. Misschien deze?

 "De poten zijn er voor, om ermee in bloemen te kruipen en niet om struikelend en sukkelachtig over de grond vooruit te komen, tussen de grasjes, het mos, of in de modder. Zijn ze eenmaal op de grond terecht gekomen, dan hebben ze het leven eigenlijk al verlaten." 

Nu ik toch bezig ben:

"Er leeft zoveel, dat berusten niet moeilijk lijkt, als een leven voortijdig sterft. Beweegt zo'n stervende vlinder niet één pootje meer en geen vleugel, dan klinkt tegelijkertijd van overal het gezang van vogels, het gesnor van de naaldscherpte kolibries en het roepen en krassen van het bos. (...) Er is alleen onophoudelijkheid en mateloos leven. Wat valt er dan te denken aan zo'n vlinder, die is neergekomen met opengesneden vleugels?"

Zomer 2015

Citaten: A. Koolhaas, Weg met de vlinders, uit 'Alle dierenverhalen', p. 550. Amsterdam, van Oorschot 1956-1990

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik vind het leuk als je een bericht achterlaat!