zondag 26 augustus 2018

Verborgen schatten



Altijd gedacht dat een vlindernetje bedoeld is om vlinders mee uit de lucht te vangen. Maar dit voorjaar
hielp ik in het kader van het duizend-soorten-weekeinde om rupsen te zoeken op de heide van de
Kampina. Ik kreeg de opdracht om met het net over de heideplanten te vegen. En nog meende ik op
die manier vlinders te vangen die op zouden vliegen uit de heide. Maar tot mijn verbazing vond ik rupsen
in het netje. Zoals dit mooie dikkertje, dat na wat speurwerk de rups van de bruine metaalvlinder bleek
te zijn. Mijn groepsgenoten waren opgewonden over deze vangst, omdat de bruine metaalvlinder niet
vaak gezien wordt. Hij leidt een verborgen leven volgens de boeken.






Deze zomer loop ik door de heide op zoek naar gentiaanblauwtjes. Als lid van de Blauwe Brigade mag
dat off-road! Mijn oog valt op iets blauws, maar het is geen gentiaanblauwtje. Een bruinachtig vlindertje
met metallic blauw glanzende kop en schouders. Daar zul je hem hebben, denk ik. Maar met die verborgen
levenswijze valt het wel mee! Hij is langs een spriet van het pijpenstrootjesgras omhoog geklommen en
het lijkt alsof hij op de uitkijk zit.




dinsdag 21 augustus 2018

Onrust in de tuin


Als eene gedachte verschijnt hij, drinkt uit een aantal bloemen en verdwijnt.
Snellen van Vollenhoven 1870


Een kolibrievlinder in de tuin! Dat veroorzaakt wel wat commotie, om niet te zeggen onrust, zowel bij
mij als een van mijn kinderen -stadsmens- (mijn man is onverstoorbaar). Volgens de statistieken is
de kolibirievlinder “zeer algemeen”, maar ik heb er maar één keer eerder eentje in onze tuin gezien.
Heb ik nou gewoon heel veel pech, of zijn er flinke gradaties in deze kwalificatie?
De vlinder schiet als een drone snorrend van het ene vlijtige liesje naar het andere. Ik hol naar binnen
om mijn camera te pakken. De ongedurige gast blijft net lang genoeg dat ik een paar foto’s kan maken.
Met het witte beddenlaken, dat al de hele zomer aan de waslijn hangt voor de nachtvlinders, als
achtergrond lijkt het eerder een studiofoto dan een tuinfoto!
Vroeger heette deze vlinder de ‘onrust’*. “Pijlsnel komt een bruin vlindertje toegevlogen. Op de bloemen
gaan zitten? geen spraak daarvan. In trillende vlucht blijft het diertje voor de bloem 'staan'; een
lange zuigtromp priemt vlug in den kelk… en weg… op een andere bloem. In een minuut tijds heeft de
pepel niet minder dan 27 bloemen bezocht, uit elk vluchtig een drupje honing gepuurd om spoedig
elders over te wippen. Neen, de naam van 'onrust' is niet onaardig gevonden. De peter van dat diertje
had dit meer dan gewoon juist afgekeken, om dit zenuwachtig wezentje aldus kenmerkend te doopen”,
zo schrijft de Vlaamse priester Leo Senden in 1942.
Een halve eeuw eerder had Frederike van Uildriks, een Nederlandse natuurschrijfster, voorgesteld om
de vlinder de ‘duivenstaart’ te noemen, als vertaling van het Duitse ‘Taubenschwӓnzchen”, maar zonder
navolging. “Het stevige korte lichaam is van achteren plat en eindigt daar in een breede pluim als een
vogelstaart.” Ik vind dat een mooi detail, dat weliswaar minder in het oog springt als de kolibrie-achtige
manier van vliegen en de grote onrust waarmee dit gepaard gaat, maar wel heel sierlijk is.



* Eigenlijk ‘kleine onrust’ ter onderscheiding van de wat grotere windepijlstaart, die ook ‘helicoptert’.
Een andere oude naam voor de vlinder is ‘meekrapvlinder’ vanwege een van de waardplanten voor de
rups, de meekrap, een verfplant die tot halverwege de negentiende eeuw vooral in Zeeland werd geteeld
om gele kleurstof van te maken. De rupsen konden in sommige jaren flink schade toebrengen aan de
meekrapoogst.


Bronnen
Het eerste citaat (Als eene gedachte…) is afkomstig uit ‘Gedaantewisseling en levenswijze der insecten’
(pag. 203) van Samuel Constant Snellen van Vollenhoven, verschenen in 1870 bij Kruseman.


Het tweede citaat (Pijlsnel komt een bruin vlindertje…) komt uit ‘Mooie vlinders’ (pag. 82) van Leo
Senden, verschenen in 1942 bij Haseldonckx.


Het derde citiaat (Het stevige korte lichaam…) staat in ‘Vlinder-Wereld’ (pag. 50) van F(rederike) J. van
Uildriks en Dr. Vitus Bruinsma, verschenen in 1899 bij Versluys.


De verklaring van de namen ‘kleine onrust’ en ‘grote onrust’ is te vinden in Sepp III (Winde Piylstaart,
pag. 269). De naam ‘meekrapvlinder’ was al gebruikelijk in .., toen Sepp over de vlinder schreef (deel II,
3e stuk pag. 1)

Een heel klein staartje

Klokjesgentiaan met een eitje van het gentiaanblauwtje

Vandaag mocht ik in het Hageven helpen met het tellen van de eitjes van het gentiaanblauwtje.
Bij ‘ons’ in de Kampina zijn er dit jaar rond de 900 eitjes geteld, ruim het dubbele van vorig jaar. Een
vrouwtje kan ongeveer 50 eitjes leggen. Daar doet ze zo’n drie dagen over, dan is ze uitgeput. Er zijn
dus pakweg 18 vrouwtjes (en een gelijk aantal mannetjes) op de Kampina. Er mogen dan wel meer eitjes
dan vorig jaar zijn geteld, dertig tot veertig vlindertjes blijven een hele kleine, kwetsbare groep.
In het Hageven hebben ze van alles veel meer: veel meer klokjesgentianen, en veel meer
gentiaanblauwtjes. Daar kan ik enorm van genieten. En ook van het enthousiasme en de deskundigheid
van de vrijwilligers daar. Daarom ga ik graag helpen.
Als dank vertellen ze me waar staartblauwtjes gezien zijn in het Hageven, en ik krijg toestemming om
van het pad af te gaan en over een de afrastering te klimmen. Zo’n kans laat ik niet schieten, ook al heb
ik geen verrekijker of camera bij me. Na wat zoeken heb ik ze gevonden! Met veel geduld schuif ik steeds
wat dichterbij, net zolang tot ik het piepkleine staartje kan zien.



Augustus 2018

woensdag 8 augustus 2018

Oud en versleten



Er landt iets op een zaaddoos van de blaassilene. Zo te zien een ongewoon vlindertje, een beetje flets
van kleur. Ik gebruik mijn camera om het beter te zien. Allemachtig, wat een versleten vlinder is dat!!
Het is een icarusblauwtje, een vrouwtje, waar het hemelsblauw gekleurde mannetje dat in mijn tuin zit
en ik zo naar hadden uitgekeken!
Ik mag aannemen dat het mannetje haar al veel eerder heeft opgemerkt dan ik. Dan heeft hij haar flink
weten te verslijten! Wie weet zijn er meer mannetjes in mijn tuin (hoewel ik er steeds maar één tegelijk
heb gezien) die haar met vereende krachten uitgeleefd hebben. Of: er is een estafette van telkens een
nieuw ‘vers’ mannetje dat haar het hof heeft gemaakt. Of: ze komt van elders en is hier net uitgeput in
mijn tuin geland!?
Dit is het leuke van een tuin: het is een speeltuin voor de amateur-‘bioloog’. Ik doe mijn observaties
wanneer het me uitkomt, de ene keer een paar minuten, dan andere keer wat langer. Er rijzen vragen en
ik bedenk er ook weer zelf de antwoorden bij, niet gehinderd door tabellen of statistieken. Ik probeer
er iets van te begrijpen, maar de vragen nemen eerder toe dan af. En die nieuwsgierigheid geeft een
prettig soort opwinding, en maakt dat ik weer een rondje door de tuin loop.


Het versleten vrouwtje heb ik na die middag niet meer terug gezien. Wel zag ik de dagen erna een ‘vers’
vrouwtje, en nog steeds dat ‘ene’ hemelsblauwe mannetje.


Vers bloed


Augustus 2018

maandag 6 augustus 2018

Alleseter



Gehakkelde aurelia, gewoon, op een bloem

De gehakkelde aurelia is een echte alleseter. In mijn tuin zie ik hem op allerlei soorten bloemen
nectar drinken. Maar daar blijft het niet bij. Met zijn roltong zuigt hij de restjes wijn uit het wijntouw,
sap uit rot fruit en in hout weet hij ook iets drinkbaars te vinden!


Op het wijntouw


Likkend van wat gemorste zoete wijn. In het bakje ligt het ‘wijntouw’ dat ik voor de nachtvlinders ophang


Op een houten paaltje


Op rot fruit






Slurpen



Boomblauwtje drinkt nectar op een bloem van het jacobskruiskruid

Door de droogte is mijn tuin gortdroog. Afgelopen week heb ik meegedaan met de tiendaagse tuinvlindertelling. Dan valt het op dat er veel minder vlinders rondvliegen dan vorig jaar. Soorten als citroenvlinder, dagpauwoog, kleine vos, kleine vuurvlinder, landkaartje en bruin blauwtje zijn er helemaal niet. Ik zie steeds maar één oranje zandoogje, terwijl ik er vorig jaar soms vier of vijf tegelijk zag. Heel logisch allemaal, want bloemen zijn er ook niet veel in mijn tuin. De vlinderstruiken zijn al uitgebloeid en in het vlinderweitje ziet het eruit alsof een vlammenwerper eroverheen is gegaan. De oreganums zijn verdroogd, het koninginnekruid is zelfs niet in bloei gekomen. Sint jacobskruiskruid, luzerne en rolklaver zijn de enige planten die behoorlijk goed tegen de droogte kunnen.

Het boomblauwtje tref ik vaak nectar drinkend op een bloem aan. Dat zie je niet vaak! Ze drinken honingdauw (een heel mooi woord voor rupsenpoep) op boombladeren. Kennelijk is die er nu niet. Zou het verdampen, of zouden er weinig rupsen zijn?
De gehakkelde aurelia en atalanta behelpen zich met de aangevreten pruimen die ik in een schaaltje heb gelegd. Het wijntouw en de smeer voor de nachtvlinders vinden ze ook niet verkeerd. De hele dag hangen ze zo’n beetje rond in de mini-bar.

wijnslurper (gehakkelde aurelia)


De mini-bar is 24/24 open. Hier een karmozijnrood weeskind

Het klinkt heel truttig, maar ik vind het zó schattig om een vlinder te zien drinken, met de lange tong in de bloem gestoken (of wat anders…). Het is natuurlijk ook wel een handig moment om een foto te maken, omdat ze stilzitten. Maar óók heel mooi: die kalme aandacht, de manier waarop ze hun poten zetten, de uitpuilende ogen, de sprieten parmantig vooruitgestoken.
Hieronder wat foto’s van slurpende vlinders in mijn tuin, dit jaar of vorig jaar genomen.

Groot dikkopje op luzerne




Distelvlinder op jacobskruiskruid


Groot koolwitje op braam





Rood weeskind op het wijntouw

Piramidevlinder op een pruim

Kleine vos op een vlinderstruik


Drie icarusblauwtjes zuigen mineralen uit de bodem






Landkaartje op jacobskruiskruid


Citroenvlinders verdringen zich op de distel



Hooibeestje op duizenblad

Dagpauwoog op het knoopkruid