vrijdag 22 mei 2020

Wat zijn ze toch mooi!

Knufffelrups


Harvard-professor E.O. Wilson schrijft: ‘De waarheid is dat we de insecten
nodig hebben, maar zij ons niet. Als de mens morgen zou verdwijnen,
zou de wereld doordraaien alsof er niets aan de hand was. (...)
Maar als de insecten verdwijnen, betwijfel ik of de mens zich langer
dan een paar maanden staande kan houden’. 
Anne Sverdrup-Thygeson, Terra insecta 


Vandaag zag ik het eerste nest met eikenprocessierupsen van dit jaar. Wat zijn ze toch mooi! Vorig jaar
vroeg Gert-Jan Segers van de Christen-Unie zich in een twitter-bericht als rechtgeaarde christen af of
eikenprocessierupsen ergens goed voor zijn. RTL zocht het uit en kwam tot de conclusie: het is geen mooie
rups of vlinder, en al eten koolmezen wel eens eikenprocessierupsen, het ecosysteem valt niet in elkaar
als de rups uitgeroeid zou worden. Dus: “Eigenlijk is iedereen het er wel over eens: de eikenprocessierups
moet gewoon weg.” Maar bij Vroege Vogels vonden ze dat we, door alle negatieve berichten over de ‘terror-
rups’ “bijna [zouden] vergeten dat het hier om de rups van een mooi nachtvlindertje gaat en dat het zijn
plaats in het ecosysteem heeft”. Smaken verschillen en over het nut voor het ecosysteem kan kennelijk ook
gediscussieerd worden. Maar wie jeuk heeft, is niet geïnteresseerd in vragen naar nut of schoonheid.
Uitroeien die rupsen! 
Een nieuwe lente, een nieuw jeukseizoen. Dit jaar snelt hun reputatie hen vooruit, want nog ruim voordat
de eerste patiënten zich met jeuk bij de huisarts melden, waren de eikenprocessierupsen al vaak in het
nieuws. Zo werden we via de krant zelfs op de hoogte gehouden van hun vervellingsstadium! Dat was de
ene helft van de nieuwsberichten: mensen, pas op, nog drie, nog twee, nog één vervelling en het
jeukseizoen gaat beginnen! Van schrik werden er opeens door bewoners eikenbomen ingepakt met
huishoudfolie. 
De andere helft van de berichten ging over de nadelen van de gangbare bestrijdingsmethoden. De
Vlinderstichting legde aan journalisten uit dat de onschuldig klinkende ‘biologische’ bestrijding niet
alleen eikenprocessierupsen, maar alle rupsen doodt. Ze wisten gedaan te krijgen dat een proef met een
nieuw middel (Vertimec) werd stopgezet. Hoera voor de Vlinderstichting!!
Die huishoudfolie trok natuurlijk meteen mijn aandacht als huisvrouw. Ik woon ook in een laan met
eikenbomen dus als zo’n eenvoudig huismiddeltje helpt… Maar typ de woorden ‘eikenprocessierups’ en
‘folie’ in je zoekmachine en je vindt meteen een paar berichten waarin te lezen valt dat folie niet helpt (de
rupsen zitten immers hoog in de boom), niet wenselijk is (want de folie raakt los en wordt zwerfafval) en
averechts kan werken (want rupsen kunnen onder het plastic kruipen en dan kunnen ze niet weggezogen
worden). Ik zag zelfs een boom waar de folie over de ingang van een vleermuishol was geplakt (terwijl
vleermuizen juist nachtvlinders eten). Conclusie: zonde van mijn huishoudfolie!
Met het zoekwoord 'lijmband' blijkt dat het doel (bestrijden van eikenprocessierups) helemaal uit het oog
is verloren: er kleven heel veel onschuldige, leuke, mooie, soms zelfs processierupsetende beestjes aan
vast, waaronder zelfs vleermuis en pimpelmees; en als de voorste eikenprocessierups vastkleeft aan de
lijm breekt er paniek uit onder de andere rupsen en schieten ze hun brandharen los.

Dan vraag ik me af: wat is het nut van mensen (behalve zij, die bij de Vlinderstichting werken)?




Knuffelvlinder


En kijk wat zich daar op de huishoudfolie heeft genesteld…



Bronnen

Het citaat komt uit ‘Terra insecta. Over de fascinerende beestjes die de wereld draaiende houden’ van
Anne Sverdrup-Thygeson (2019), p. 209.

RTL Nieuws: ‘Heeft de eikenprocessierups ook goede eigenschappen (spoiler: nee)’

BNNVARA / Vroege Vogels: ‘Waar is de eikenprocessierups goed voor?’

vrijdag 8 mei 2020

Geluksdag



bont dikkopje


Vlinders vinden is een kwestie van geluk. Natuurlijk komt er ook kennis en volharding aan te
pas, maar dan nòg moet je geluk hebben. En als het dan lukt, word je daar weer gelukkig van!


Gisteren en eergisteren ging ik naar de Vughtse heide, het hondenuitlaatgebied en joggingparcours
voor Vught-Zuid. Maar tussen de platgetreden paden is hier veel moois te zien (voor wie erop let). 
Eergisteren kon mijn geluk niet op. Al na een paar meter zag ik twee bonte dikkopjes. Ze komen maar
op een paar plekken in Nederland voor, waaronder midden-Brabant, maar dan nog zie ik ze maar
zelden. Ik heb er twee seizoenen naar gezocht, eer ik er enkele jaren geleden voor het eerst eentje vond.
Sinds drie jaar help ik iemand met het inventariseren van het bonte dikkopje in de Vughtse heide. In
de vliegperiode loop ik dan met goed weer wekelijks een vaste route, maar krijg ze toch niet elke keer
te zien. 
Het is nu begin mei, nog vroeg voor de bonte dikkopjes. Desondanks zie ik er dus twéé, dwarrelend om
elkaar heen. Als er daarna eentje op een eikenblad gaat zitten om uit te blazen, kan ik naar hartelust
foto’s maken. 
Ik loop een paar meter: oranjetipje.




Dan door een eikenlaantje, waar ik me amuseer met rupsen (andere blog). Op een pad door de heide
vind ik ‘interessante’ kevers en wantsen. Ook een kleine vuurvlinder die haar tong in de lintbloemetjes
van het biggenkruid steekt. 


Mooi, die witte eyeliner!


Alsof mijn geluk niet op kan, landt tenslotte een vrouwtje citroenvlinder vlak voor me op een
eikenblaadje. Ik was bijna vergeten wat een elegante verschijning zij is! Doet me een beetje denken aan
elfenoren. 




Twee uur op pad geweest, twee kilometer gelopen.
De dag erna: zelfde tijd, zelfde temperatuur, zelfde route, half uur gelopen. Alleen een paar haastige
citroenvlinders gezien. 

Mei 2020

Tijd (zat) om rupsen te zoeken



We zitten midden in de rupsenpiek èn de lockdown van de coronacrisis. Tijd (zat) om rupsen te zoeken.
Vogels zijn daar natuurlijk heel goed in. Ik zie mezen en mussen met groene rupsen in hun bek naar hun
kroost vliegen. Wie er onverwacht ook goed in is: mijn jongste zoon, die vroeger veel computerspelletjes
heeft gedaan en daardoor -zegt hij- heel goed is in het zien van patronen, in dit geval rupsen. Tijdens een
wandelingetje door een eikenlaan vindt hij er een heleboel die op de grond liggen. 
Waar ik dan weer goed in ben: rupsenpoep horen vallen. Als ik onder een eikenboom sta die niet
bespoten is tegen eikenprocessierups, hoor ik een zacht getik op de bladeren. Mensen die ik erop attent
maak, horen het in het algemeen niet. Ik heb kennelijk goede oren. Ik hoor bijvoorbeeld ook
goudhaantjes zingen, iets wat voor de meeste senioren letterlijk te hoog gegrepen is. 
Rupsen laten zich als verdediging vallen als ze belaagd worden door een vogel. Soms bungelen ze aan
een zijden draadje en proberen weer omhoog te klauteren, maar er liggen er ook heel wat op de grond.
Daar zijn ze ook niet veilig. Mieren proberen om een kronkelende rups mee te nemen. In de
paar minuten dat ik het geduld heb om te kijken, is de rups nog geen millimeter verplaatst. Maar mieren
zijn volhouders en ik neem aan dat deze rups aan het einde van de dag in hapklare stukjes aan de
mierenlarven is gevoerd. 





De meeste rupsen zijn de gifgroene rupsjes van de kleine wintervlinder die beurtelings hun voorlijf en
dan hun achterlijf verplaatsen; de typische gang van alle rupsen van de familie van spanners. Vroeger
landmeters geheten vanwege die merkwaardige manier van bewegen van de rupsen: alsof ze steeds
een vaste afstand af passen. 



Rups van de kleine wintervlinder in spannerlooppas over mijn duim



Even zoeken tussen de eikenbladeren en ik zie veel opgerolde bladeren. Als ik zo’n sigaar tussen mijn
vingers pak, steekt een rups zijn kop naar buiten. Dat kan niet missen: de rups van de groene
eikenbladroller. Voor een microvlinder is de rups verrassend groot.


Kiekeboe


De mollige blauwgroene ‘rups’ in mijn hand is geen rups van een vlinder, maar larve van een bladwesp.
Dat klinkt alsof ik er verstand van heb, maar dat is niet zo. Ik heb nog nooit een (imago van een)
bladwesp gezien, wat betekent dat ik ze domweg niet herken. Maar ik herken wel de larven van de
bladwesp, omdat ze kraaloogjes en een mondje hebben en dat aan een :) doet denken! 


Larve van een bladwesp (soort mij onbekend)


Kortom: ik verveel me niet!


Andere bladwesplarve, ook fotogeniek


Mei 2020




zondag 3 mei 2020

Collateral damage



Ik heb ‘n keer een pad bloedig verwond met de spade toen ik in de tuin werkte. En vast nog wel meer
dierenleed veroorzaakt dat ik me niet meer herinner -of niet heb gemerkt- met mijn geschoffel, gehark
en geschep in de tuin. 
Vandaag vloog opeens een oranjetipje vlak voor mijn voeten weg terwijl ik doende was met die
vermaledijde spade. Iets was niet helemaal in orde, want hij fladderde onhandig over de grond. Hij
kroop zowaar op mijn hand toen ik hem die ‘helpend’ toestak. Eerlijk gezegd was daar niks edelmoedigs
aan, ik maakte gewoon misbruik van zijn handicap om een selfie-met-oranjetipje te kunnen maken. 
Tot mijn toch wel grote opluchting vloog hij na een paar foto’s weg, cirkelde wat rond en ging toen op de
bloem van een look-zonder-look zitten. Daar gaf hij me, kennelijk nog steeds niet helemaal ‘vliegvlug,’ de
gelegenheid om van alle kanten foto’s te maken.









Daarna vloog hij naar een damastbloem, stak zijn lange tong erin en nam een flinke teug...



… klapte zijn vleugels dicht en viel in slaap.



Morgen weer een dag!

Mei 2020



zaterdag 2 mei 2020

Stoere vlinder



Ik loop door de tuin en daar botst warempel een vlinder tegen me aan. Niet een toevallige botsing van
twee tuingebruikers die even niet goed hebben opgelet. Nee, die vlinder -een bont zandoogje- vloog met
opzet tegen me aan om me te intimideren. Ik ben inderdaad onder de indruk.
Dit is niet de eerste keer. Ik heb het al heel vaak gezien. Bonte zandoogjes zitten graag op de heg en als er
een vlinder langs vliegt, dan zetten ze een korte achtervolging in. Soms mondt dit uit in een luchtgevecht
van om elkaar heen ‘dansende’ vlinders. Als een waakhond verdedigen ze hun territorium. Het maakt ze
niet uit welk soort vlinder het is, blauw, wit of bruin. Het maakt zelfs niet uit hoe groot de vlinder is en of
die wel of niet vleugels heeft. Loop ík langs de heg, of één van mijn honden, doen ze precies hetzelfde! Dat
vind ik nou stoer!
Het bont zandoogje is trouwens in alle opzichten een stoere vlinder. Terwijl veel vlindersoorten in aantal
achteruit hollen, gaat het met het bont zandoogje juist steeds beter. Tientallen jaren geleden kwam het
alleen voor in bossen, maar geleidelijk heeft het zijn leefgebied uitgebreid. Bonte zandoogjes zijn intussen
algemene tuinvlinders die op vrijwel elke heg hun post hebben ingenomen. Een echte overlever dus,
dwars door de algehele insectenmalaise in!
Het woord ‘stoer’ lijkt misschien misplaatst als het om een vlindertje gaat, een antropomorfisme. Maar
wij mensen hebben de neiging om ons van alles toe te eigenen, niet alleen in ruimtelijke zin (grond), maar
ook dingen als gevoelens (als we bijvoorbeeld zeggen dat vissen geen pijn voelen, of een aap geen
verdriet), intelligentie (als we verbaasd zijn dat een kraai een complexe puzzel oplost) en persoonlijkheid
(alleen boeren en huisdiereigenaren ‘weten’ al heel lang dat ze persoonlijkheden in stal of huis hebben). 
Maar gelukkig is er de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar emoties, cognitie en persoonlijkheid bij
dieren en de vraag is niet meer òf ze dit hebben, maar hóe wij, mensen, dit met onze nu eenmaal beperkte
vermogens, kunnen vaststellen. “Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn” is daarom de titel
van een boek van Frans de Waal. 
Zo zijn er -hele slimme- biologen die onderzoek doen naar persoonlijkheid bij insecten. Hans van Dyck,
hoogleraar gedragsecologie in Leuven, keek met collega’s welke eigenschappen maken dat bonte
zandoog-mannetjes meer kans hebben om luchtgevechten met rivalen te winnen. Niet de grootte van het
mannetje bepaalt wie er zal winnen, maar het karakter. Mannetjes die actiever zijn en meer nieuwsgierig/
onderzoekend, zijn in het voordeel. 
In dit artikel kom ik de volgende zin tegen: “When a passing object of appropriate size and colour is
detected nearby, these perching males will fly directly towards it for inspection.” Maar wat ik zie is dat ze
ook achter ‘objecten’ aan vliegen die niet de juiste kleur of grootte hebben, zoals ikzelf bijvoorbeeld. Ik lijk
niet bepaald op een bont zandoogje. Dat roept de vraag op: wat voor persoonlijkheid heeft een mannetje
dat honden en mensen uit zijn territorium wegjaagt? Stoer toch zeker?!


Bronnen
A. Kaiser, T. Mercks & H. Van Dyck, Personality traits influence contest outcome, and vice versa, in a
territorial butterfly, Nature (2019) 9: 2778. Online:  https://doi.org/10.1038/s41598-019-39155-9
P. van Dooren, Ook vlinders hebben een persoonlijkheid, De Standaard, 14 maart 2019 - Wetenschap

Mei 2020