Ondanks de sombere voorspelling is er de hele week geen drup gevallen. Voor vrijdag is droog weer voorspeld, alleen in Zuid-Limburg kunnen wat buien vallen. Dit neem ik voor lief en besluit naar de Sint Pietersberg te gaan: op naar nieuwe soorten! Een nieuw vlinderseizoen is aangebroken en er is nog zoveel dat ik wil zien.
Maar er is nog een andere bui die níet is voorspeld: hoofdpijn. Om een saai verhaal leuk te houden: lang leve Zomig, een migrainemiddel! Doe eens wild, denk ik, slik het mini-pilletje, wacht tot de hoofdpijn wat is gezakt en rijd tegen de zon in naar het zuiden. En om één uur staan de honden en ik op het warmste weitje van Nederland. En hoewel ik hiermee een heleboel migraine-don’ts aan mijn laars heb gelapt, is het allemaal goed gegaan. Voor de honden is het wat minder leuk misschien… Gelukkig, ze hebben veel voor me over, als ze maar erbij mogen zijn. Ik maak het morgen goed met een uitstapje naar een of andere plas.
Vaak begin ik al in mijn hoofd te ‘schrijven’ terwijl ik nog aan het wandelen ben. Dit denkbeeldig schrijven is een soort uitlaatklep voor al die ‘heftige’ gevoelens die de vlinderjacht oproept! Vlinderjácht, ja (haha)! Spanning & sensatie: euforie, frustratie, jaloezie, om maar iets te noemen. Maar het zijn gevoelens die niet gauw herkenning oproepen bij anderen. Als ik een mooie foto kan laten zien na een ‘vlinderjacht’, dan levert dat positieve reacties op. Maar een opgewonden verhaal, over hoe prachtig dit, hoe teleurstellend dat, vraagt wat veel inlevingsvermogen.
Ik vond het daarom troostend om “Het verlangen naar hazelworm” van Koos van Zomeren te lezen afgelopen week. Hoewel het boek een beetje tegenviel door de droge opsommingen van feitelijkheden over grondtemperatuur, lengte, tijdstip, weer en route, vond ik zijn terloopse opmerkingen over wat dit verlangen om een hazelworm te zien met hem deed erg leuk en herkenbaar. Bijvoorbeeld: “Vannacht dacht ik: het blijft voor 80% toeval; je moet niet teleurgesteld zijn over de hazelwormen die je niet ziet, je moet blij zijn met de hazelwormen die je wel ziet. Dat zegt je verstand. Vanmorgen, bij een doorbrekend zonnetje en oplopende temperatuur, een flinke lus door het Rozendaalse Bos en over Delhuyzen. Nu kun je zeggen: je moest toch de hond uitlaten. Maar zo werkt het niet. Je doet een inspanning en dan zegt je gevoel dat daar iets tegenover hoort te staan. (Wel een zandhagedis, mannetje, briljant groen.)” Dat is inderdaad zoiets idioots, dat je vindt dat je ‘beloond’ moet worden voor de moeite die je doet.
Van jaloezie heeft hij trouwens geen last -of hij schrijft er niet over-. Omgekeerd was ik wèl jaloers op hem, vanwege de hulp die hij zo links en rechts krijgt toegestoken van experts, waaronder, let op: Rob Bijlsma (een geweldige veldbioloog, en ik vond zijn boek “Mijn roofvogels” een van de mooiste & leukste -vanwege de ontelbare voetnoten- natuurboeken die ik heb gelezen). Dat van Zomeren zelfs brieven van hem krijgt over de hazelworm…. Hij lijkt er zelf niet warm of koud van te worden. Voor mij is de vriendelijke hulp die wildvreemden mij soms bieden als ik ergens vlinders zoek vaak mooier dan de herinnering aan de vlinder waarnaar ik op zoek was.
Maar vandaag ben ik niet al in mijn hoofd aan het schrijven. Geen euforie ook vandaag, al is daar reden genoeg voor (twee nieuwe soorten gevonden, geen hoofdpijn meer en geen druppel regen). Het is meer een soort ‘werkdag’. Ik heb een streefdoel: boswitje, bruin dikkopje. Daar werk ik naartoe. Dat idee. Bovendien: de (nieuwe) camera zit tussen mij en de vlinders. Alleen al omdat hij veel groter is dan de vorige, maar ook omdat ik er nog niet goed mee overweg kan. Ik hoop maar dat het nog wat gaat worden tussen tussen mij en de camera.
En trouwens: de hele bliksemse ‘iekwipmunt’ op deze wandeling zat me in de weg. Verrekijker bungelend om mijn nek. Camera ernaast onder mijn rechterarm. Zorgen dat de twee niet tegen elkaar botsen tijdens het wandelen, door mijn bovenarm een beetje onnatuurlijk tegen mijn lichaam te houden, als een dijk: links ervan de verrekijker, rechts de camera. Dan nog een grote rugzak met een en ander. En niet te vergeten twee rolriemen in mijn hand. Die dingen zijn echt slecht voor mijn humeur. Ik moet me volgende keer beter in acht nemen, want ik geef vandaag steeds de honden de schuld. Brr! Rolriemen. Sommige mensen lopen ermee alsof het de normaalste zaak van de wereld is, een afstandsbediening voor hun hond. Het lijkt zo simpel: op het juiste moment de knop indrukken. Maar bij mij schiet het ding vaak uit mijn hand als een hond vooruit sprint. Op andere momenten raken de twee lijnen in de knoop, of raken een paar poten erin verstrikt. Ik buk me om de hond te bevrijden en beng, camera & verrekijker botsen tegen elkaar. Of beng, de verrekijker knalt bij het bukken tegen een hondenkop. Echt werken dus. We doen dit niet allemaal voor ons plezier!
Zou ik een top-tien maken van de mooiste vlinders, dan zou het boswitje, hoewel die aan een elfje doet denken, daar niet op staan. Maar misschien -over een tijdje- komt het boswitje wel bij de top-tien van de mooiste “vlindermomenten”, als de herinnering aan de rolriemen, botsende spullen en de te grote camera met de vele knopjes gesleten is. Want ik was getuige van een huwelijk! Beiden waren in het wit. Zo leuk! Zonnetje erbij. Heel schattig hoe ze elkaar de hele tijd betastten.
Dit is een vlinderbelevenis die pas in terugzien mooi wordt. En dan bedoel ik zowel het terugzien via de foto’s, als via het verhaal dat ik achteraf ervan maak, in mijn hoofd, vertellend aan anderen, of nu op papier. Pas bij het zien van de foto’s en het vertellen over de dag komen de gevoelens: irritatie over de camera; opluchting dat er een paar foto’s gelukt zijn; teleurstelling dat ik niet op het idee ben gekomen om een filmpje te maken van de twee elkaar aftastende boswitjes. En vertedering over die tastende voelsprieten en een gevoel dat zich moeilijk laat vangen in een woord, laat ik het ontzag noemen. Dat voel ik vaak als ik een glimp opvang van een wild dier: kwetsbaar en tegelijk sterk, veerkrachtig.
Op het moment zelf ben ik volledig onthecht. Al mijn aandacht gaat naar het bedienen van de camera. Ik zie een boswitje neerstrijken in het gras tegenover een tweede boswitje, pak de camera en daarna zie ik alleen het scherm en de knopjes. De camera zit tussen mij en de vlinders in. Als een scherm ja. Ik schuif langzaam dichterbij en klik de ene foto na de andere. Pas thuis op een groter scherm (!) zie ik dat de twee boswitjes elkaar minutenlang bevoelen met hun sprieten.
13 mei 2016, Sint Pietersberg Maastricht (vrijdag de dertiende, zie ik nu)
Bronnen
Koos van Zomeren, Het verlangen naar hazelworm. Utrecht, 2013. Het citaat staat op pag. 110.