dinsdag 10 januari 2017

Een worm die te vliegen pleegt



Papilio als liber rerum seget
Afbeelding van een vlinder in Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlandt

Dit beestje met puntige vleugels is een “Papilio als liber rerum seget, es een worm die te vliegen pleget”. Het ‘Liber de natura rerum’ (Boek over de natuur der dingen) was een encyclopedie, geschreven door Thomas van Cantimpré, een geestelijke uit (nu Belgisch) Brabant. In het boek, geschreven tussen ongeveer 1230 en 1245 in het Latijn, was alle toenmalige kennis over de wereld opgetekend. Jacob van Maerlandt gebruikte dit boek dan weer als belangrijkste bron voor zíjn boek, maar beschreef alles in verzen in de volkstaal.
Hij schrijft dat de papilio in de oogstmaand (augustus) eitjes legt en sterft. In de daaropvolgende zomer, als het weer warm is, komen er “wormen” uit de eitjes, “en vliegen als hun vaders deden”. In de twee laatste regels schrijft hij over de de papilio:som wit, som blaeu, som pellijn” [soms wit, soms blauw, soms pellijn]. Pellijn is een Middelnederlands woord voor purperkleurig. Van Maerlandt lijkt met zijn Papilio dus allerlei soorten vlinders te bedoelen.


Wat mij fascineert is, dat uit deze beschrijving blijkt dat er al in de late Middeleeuwen kennis was over de levenswijze van vlinders.
Tot de Verlichting was kennis vooral gebaseerd op wat men uit boeken kon leren en wat natuurkennis betreft was Aristoteles de belangrijkste leermeester. Deze had wel de anatomie en het gedrag van sommige insecten, zoals de bijen, mieren en kevers beschreven, maar niet hun ontwikkeling van ei naar larve, pop, imago. Aristoteles meende dat de meeste insecten zich niet geslachtelijk voortplanten, maar ontstonden door ‘spontane generatie’. Dit betekent dat het leven vanzelf ontstaat. Men zag bijvoorbeeld maden uit vlees kruipen, zonder te weten dat vliegen hierop eitjes hadden gelegd, en dacht daardoor dat de maden spontaan waren ontstaan.
Maar uit de beschrijving van van Maerlandt van de Papilio en ook uit de andere drie lemma’s over vlinders, blijkt dat er in de late Middeleeuwen wel degelijk kennis was over de manier waarop vlinders zich voortplanten.
Zo worden er bij de zijdevlinder Lanificus geen doekjes gewonden om de geslachtsdaad: “Drie dage dan houtsi hare genoot / ende danne bliuet die vader doot / se leghet die moeder vp een cleet / menich sadekiin ghereet [Drie dagen bekennen ze hun echtgenoot / en dan blijft de vader dood / dan legt de moeder op een kleed / menig zaadje gereed]. Hoewel het woord ‘saet’ wordt gebruikt in plaats van eitje, is het duidelijk dat hier het laatste bedoeld is.
Ook zijn de stadia van ei, rups, pop of cocon en vlinder in de vier lemma’s over vlinders te herkennen. Opnieuw bij Lanificus: “Es een worm die side spinnet / met uele voeten ende bont [...] endehine uut in gheenen tiiden / dan moer bladen ende anders niet” [is een worm die zijde spint / met vele voeten en bont [...] en nuttigt in geen tijden / dan moerbladeren en anders niet]. Zie hier een duidelijke beschrijving van een rups! Een worm met veel pootjes en haren (bont), dat alsmaar bladeren eet.
De verpopping is uitgebreid bij de zijdevlinder beschreven, maar ook kort bij het witje Eruca: nadat de rups kool en blaadjes van bomen heeft gegeten “Wort anders gedaen haer vel / ende wort vlieghende indie lucht [dan wordt anders gedaan hun vel / en wordt ze vliegend in de lucht]. Er verandert dus iets aan het vel, en daarna kan het beestje vliegen. De beschrijving van de zijdevlinder is nog duidelijker: ze spint als het ware om een spil, sluit zichzelf daarbinnen op en kruipt hier later bovenuit, alleen is het dan niet meer een kruipend beest, maar een dat vliegt.
Tenslotte beschrijft hij bij zowel het witje Eruca, de zijdevlinder Lanificus als bij de vlinder Papilio dat de vlinder na het leggen van de eitjes sterft en dat in de zomer erna hieruit weer een nieuwe cyclus start. Dat vlinders ook als rups of vlinder overwinteren, was kennelijk niet bekend.


Januari 2017


Bronnen
Koninklijke Bibliotheek scan van Der Naturen Bloeme: https://www.kb.nl/themas/middeleeuwen/der-naturen-bloeme-jacob-van-maerlant


De hertaling is van Nico Koomen, te vinden op:
http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/Der%20Naturen%20bloeme.htm (met <ctr> F zoeken naar Eruca, Ranificus of Papilio)


Eric Jorink schrijft in Het boeck der nature. Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods schepping 1575-1715 op p. 191 dat de kennis over insecten tot ver in de zeventiende eeuw vooral ontleend was aan Aristoteles, waaronder diens idee over spontane generatie. Pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw werd de theorie van spontane generatie door de Italiaan Redi en de Nederlander Swammerdam weerlegd (p. 219).

De afbeelding:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik vind het leuk als je een bericht achterlaat!