donderdag 5 januari 2017

Zo leven zij van de zonneschijn


Eruca, alse Liber Rerum seghet
Afbeelding van twee rupsen in Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlandt


Deze bruine reuzenvissen met hun melancholische blik die op bomen liggen, hoewel, het kunnen ook boerenkoolplanten zijn, zijn rupsen. “Eruca als Liber Rerum seghet / es een worm die tetene pleget / colen ende loof van bomen / misselic ghevarwet mach mense gomen / rupsemen heetment in onse tale [Eruca zoals Liber Rerum zegt / is een worm die te eten pleegt / kolen en loof van bomen / verschillend gekleurd mag men het noemen / rups heet het in onze taal].
In de twee hertalingen die op internet staan, wordt de ‘Eruca’ vertaald als koolwitje (Davidse) of rupsen die op kool voorkomen (Koomen). Van drie witjes-soorten kun je de rupsen op kool vinden, namelijk die van het klein en groot koolwitje en van het klein geaderd witje. Deze rupsen leven van kruisbloemigen, waaronder kool en rucola. De Latijnse naam voor rucola is Eruca Sativa, en dit gewas werd al in de Middeleeuwen als kruid in tuinen gekweekt. Dus dat zou goed kunnen dat van Maerlandt hier de koolwitjes beschrijft.
Maar hij schrijft dat de rups ook van het lover van bomen eet. Zou dat een foutje zijn (want bomen zijn niet kruisbloemig), of zou hij ook andere vlindersoorten hebben bedoeld? Het groot geaderd bijvoorbeeld? De rupsen daarvan eten namelijk de bladeren van bomen, zoals sleedoorn, pruim en peer. Deze vlindersoort kwam tot 1920 vrij algemeen voor in Nederland, maar werd toen allengs zeldzamer en is sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw uit Nederland (en Vlaanderen) verdwenen. Maar het zóu kunnen dat het in de Middeleeuwen een algemene vlinder was. Op vlindernet.nl lees ik dat hij vroeger het boomwitje werd genoemd: dus men sprak toen van kool-witjes en boom-witjes. En de laatste konden een ware plaag vormen in boomgaarden. En warempel, van Maerlandt schrijft dat “seere scaden si die vrucht” [zeer beschadigen ze de vrucht]. En de kleur van de rupsen is… bruin/zwart met lange donkere haren, terwijl die van de drie andere witjes groen of geel-zwart is en korte witte haren.
Wat ik hier schrijf is natuurlijk vreselijk speculatief. Ik ben geen historicus en ook geen bioloog maar haal mijn kennis, net als van Maerlandt, bij anderen. Ik heb nog nooit een groot geaderd witje gezien, laat staan de rups ervan. Maar ik vind het leuk dat ik nu het gevoel heb dat ik het groot geaderd witje, hoewel verdwenen uit Nederland, toch gevonden heb!
“So leuen si biden somer schine / ende biden dauwe sonder pine” [dan leven ze van de zonneschijn / en van de dauw, zonder pijn].


Januari 2017

Bronnen
Koninklijke Bibliotheek scan van Der Naturen Bloeme: https://www.kb.nl/themas/middeleeuwen/der-naturen-bloeme-jacob-van-maerlant

Bewerking door Ad Davidse van Der Naturen Bloeme: https://adcs.home.xs4all.nl/NatBl/Index.html
De zin: “misselic ghevarwet mach mense gomen” wordt door Davidse hertaald als: veelsoortig gekleurd [als men] oplet.

De hertaling is van Nico Koomen, te vinden op:

Informatie over het groot geaderd witje:

De afbeelding:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik vind het leuk als je een bericht achterlaat!