maandag 30 juli 2018

Kijk nou eens wat ik hier vind



Vleeskleurige (?) orchis


Soms vind ik iets door het te zoeken, een boek bijvoorbeeld: “Het moet hier ergens tussen staan”.
Maar veel vaker vind ik iets heel anders dan datgene wat ik zoek: “Hé, hier liggen mijn sleutels in het
laatje met enveloppen! Die was ik al drie dagen kwijt!!”
De meeste vlinders vind ik, doordat ik ze gezocht heb. Eerst heb ik op internet uitgezocht waar ze
voorkomen, wat hun vliegtijd en biotoop is, hun favoriete nectarplant, hun waardplant. En daarna
begint het zoeken in de natuur. Soms valt dat mee, zoals bij de veldparelmoervlinder. Soms zoek ik
jaar in jaar uit, zoals bij de grote weerschijnvlinder.
Maar afgelopen weekeinde vond ik een -voor mij nieuwe soort- vlinder, zonder dat ik gezocht had. Ik
ging naar De Bruuk, een klein reservaat met blauwgraslanden, omdat daar nu de orchideeën bloeien. Ik
moest in de buurt zijn om een van mijn kinderen te helpen met het ophalen en in elkaar zetten van
een Ikea-tafel. Daarna was er nog wat tijd over voor een wandeling en ik stelde De Bruuk voor, wat ver
om vanuit Brabant naar toe te rijden, maar vanuit Nijmegen goed te doen.
De orchideeën zijn snel gevonden, de paarse bloemstengels vallen nogal op tussen het groene gras. Ik
zeg groen gras, en zo ziet het er ook uit. Op internet lees ik dat blauwgrasland zo heet, omdat het door
de blauwe en blonde zegge een blauwe tint heeft. Die blauwe tint valt me eerlijk gezegd niet op. Wel zie
ik die paarse orchideeën, wat, volgens de informatie, de vleeskleurige of de gevlekte orchis moet zijn.
Bijna alle orchideeën zijn hier paars, sommige hebben gevlekte bladeren, anderen zijn zonder vlekken.
Of dat dan de zogenaamd vleeskleurige zijn? Het maakt ook niet uit, ze zijn prachtig en de weitjes zijn
ook prachtig. Ik kijk naar orchideeën zoals een ander naar vlinders: meer dan oh of ah komt er niet uit.
Van namen enzo heb ik geen benul.
Vroeger waren er in Nederland heel veel blauwgraslanden op plekken die te nat waren voor landbouw,
vooral in beekdalen en laagveengebieden. De weilanden werden één keer per jaar gemaaid voor hooi en
soms korte tijd beweid. Zo werd de bodem steeds voedselarmer, kwamen er meer zegge-soorten en ook
meer bloemen. Inmiddels is er nog maar zo’n dertig hectare blauwgrasland over in Nederland, zorgvuldig
beheerd door natuurorganisaties. De grootste opgave is, om het water ín en het alom aanwezige stikstof
buiten het gebied te houden.
Maar nu over die vlinder. Eerst viel me op dat er eigenlijk geen vlinders te zien waren. Ik had verwacht
dat er boven zo’n bloemrijk veld het een en ander rond zou fladderen. Na een poos zag ik in de verte iets
fladderen. Ik had geen verrekijker meegenomen, maar door de telelens van mijn camera helemaal uit te
zoomen kon ik zien dat het een koninginnenpage was. Ik zou haast zeggen: de bekroning voor al dat
beschermingswerk. Maar toen zag ik een oranje vlinder rondfladderen. Tot ergernis van het kind dat
mee wandelde, denk ik ('genant, zo’n moeder'), en teleurstelling van de honden ('saai, zo’n vrouwtje,
dat wordt weer wachten'), zette ik de achtervolging in, rende heen en weer over het pad om in de buurt
te zijn als de vlinder ergens zou landen. Dat lukte niet bij het eerste, maar wel bij een tweede exemplaar
en opnieuw geholpen door de telelens, was al gauw duidelijk dat dit een zilveren maan was. Dat is pas
echt een kroon op het beschermingswerk!


  
Geen fraaie foto’s, maar toch: zilveren maan op moeraskartelblad


Slapen



Het is al avond als ik in de tuin een hooibeestje zie fladderen. Hij drinkt nectar uit de witte bloemen
van het duizendblad, vliegt op en landt op de pluizenbol van een uitgebloeide distel. Daar blijft hij
rustig zitten. Dan klimt hij wat dieper in het pluis. Net als ik me afvraag wat hij daar doet, schuift hij
de vleugels over elkaar. Ik snap het: hij gaat slapen op een donskussen.


Selfie met huisvlinder

Groot avondrood


Een nachtvlinder vliegt snorrend door de keuken en gaat op een balk van het plafond zitten. Het is
een mini-straaljager met olijfgroen vachtje en zuurstokroze strepen: groot avondrood. Een
indrukwekkende schoonheid. Ik word er een beetje ‘hyper’ van. Uit de schuur haal ik een trapladder
en maak wat foto’s.
Het zijn altijd opwindende momenten als een dier mijn huis in vliegt: meestal is het een vlinder,
hommel of vogel (laatst een grote bonte specht!), hoewel er ook al eens een grote sabelsprinkhaan
en een pad een bezoekje aflegden. De vogels vinden meestal zelf de weg naar buiten als ik de gordijnen
dicht doe en de deur openzet. Vlinders en hommels vang ik onder een glas, schuif een stukje papier
erover en breng ze naar buiten. Ze zijn opeens zo dichtbij: oog in oog, tastbaar. Even kruisen onze
wegen. Ik probeer altijd een foto te maken, zou ik ook doen als de koning mijn huis zou bezoeken.
Ik heb intussen een aardige collectie foto’s met “huisdieren”, natuur in huis.
Die wordt vanavond aangevuld met een groot-huis-avondrood. Gevangen in het glas kan ik hem
prachtig van alle kanten bekijken: de roze buik, de pootjes met ‘zijtakjes’, de lange antennes. Ik maak
nog meer foto’s. De vlinder komt intussen tot rust -hoewel het meer een toestand van onmacht is- en
blijft uiteindelijk zitten als ik het glas optil. Nog meer foto’s! Dan laat hij zich op mijn hand zetten en
zo krijg ik ook nog een selfie met het groot-huis-avondrood. (Zou ik ook willen als de koning op bezoek
kwam).
Ik voel de de kleine kriebelpootjes op mijn hand. De vleugels trillen, de motor draait warm,
ready for take-off, go. De donkere nacht in. Ik ben nog steeds opgewonden.




Juli 2018

De selfie is te vinden onder het tabblad 'Selfies'.

Driekwart eikenpage

klein fotootje van
een klein vlindertje:
een bijna hele eikenpage


Toch nog het geluk & genoegen beleefd om een eikenpage in mijn tuin te kunnen fotograferen.
Nou ja, één… Er ontbreekt wel een stukje. Het staartje is eraf gehapt en hij/zij heeft maar één voelsprietje.
Maar ik ben tevreden met driekwart eikenpage. Ik hoop dat hij of zij tevreden is met mijn tuin.

Juli 2018

Vasalis

Als ik op pad ga om op de Sint Pietersberg het klaverblauwtje te zoeken;
of onder een glaasje een vlinder vang die pardoes in de keuken terecht is gekomen en hem naar buiten
breng;
of met de Blauwe Brigade in de Kampina zaadjes van de klokjesgentiaan uitstrooi, zodat er hopelijk
over een paar jaar meer bloemen zijn waarop de gentiaanblauwtjes -als ze er dan nog zijn- hun eitjes
kunnen afzetten;
of wat huisgemaakte ‘smeer’ op de bast van bomen kwast en later met een zaklamp ga kijken of er
een nachtvlinder op zit;
of meedoe met de Tuinvlindertelling;
of in de boeken van Sepp lees over de vlinders van honderd jaar geleden,
dan vraag ik me wel eens af: waar ben ik nou mee bezig?
Heb ik niets beters te doen?
Is het een vlucht uit de harde, ingewikkelde grote-mensen-wereld? Al die problemen: de groeiende
loonkloof, discriminatie van minderheden die steeds openlijker wordt, klimaatopwarming, en er
verdrinken nog steeds vluchtelingen in de Middellandse zee. Om maar een paar dingen te noemen.




Ik kreeg dit gedicht van meneer Z uit Susteren, 87 jaar. Ik ga graag bij hem op bezoek om zijn verhalen
te horen, doordrenkt van mildheid en humor. Afgelopen bezoek gaf hij me een blaadje met een gedichtje
van Vasalis dat hij voor me had opgeschreven, omdat het over vlinders gaat. Hij vond het een mooi
gedicht, maar was er toch ook een beetje van geschrokken. Of ik dacht dat het cynisch was, vroeg hij.
Later zette hij er een aforisme van Goethe onder, als tegenwicht denk ik. Zijn dochter, geboren met Down
en daardoor nog jong van geest, prikte een vlinder uit.
Ik ga nog maar even door met die nutteloze dingen.


Juli 2018

Op bezoek bij de koningin



Ik hoopte een klaverblauwtje te zien op de Sint Pietersberg, maar dat is niet gelukt. Het maakt niet uit:
‘t was weer even leuk als eerdere jaren. Veel boswitjes deze keer, die als elfjes in de schaduw onder de
bomen dansen. Er zijn bruine dikkopjes en kaasjeskruiddikkopjes, moeilijk om uit elkaar te houden,
dus een beetje oefenen kan geen kwaad. Zo ook met de vrouwtjes van het icarusblauwtje en de bruine
blauwtjes. Op een vlinderstruik in een weiland zit een keizersmantel, ook niet misselijk.
We komen een vriendelijke man tegen die ons tips geeft waar nog andere bijzondere soorten te zien
waren. Het komt er hoofdzakelijk op neer dat je even de grens naar België moet oversteken. Wat is dat
toch met Nederland?
‘Ga ook even op d’n Observant kijken’, zegt hij, ‘daar zitten vaak koninginnenpages’. We lopen de
heuvel op en daar zijn ze inderdaad. Zeker vier exemplaren vliegen er met rustige vleugelslag,
afwisselend glijdend en fladderend rond. Op het informatiebord staat te lezen dat je, als je veel geluk
hebt, koninginnenpages kunt zien (wat ben ik gelukkig!). Er staat ook dat ze elkaar graag ontmoeten
op heuvels: hill-topping. Zeg maar: ze zoeken het hogerop. Het is al gauw duidelijk dat deze heuvel
hen toebehoort en wij slechts op audiëntie komen.

Juli 2018

Babyroze



De eerste pruimen zijn rijp. Maar, o, wat een pech: ze blijken allemaal kleine verstekelingen aan boord
te hebben. Als ik de pruim opensnijd, krijg ik een maanlandschap te zien van kraters en bruine smurrie
(de poep) en soms vind ik ook een of twee roze rupsjes met donkerbruine koppies. Blootgesteld aan het
licht verstoppen zich meteen in de holletjes die ze in het zachte pruimenvlees hebben gegeten, maar als
ik ze met de punt van mijn mes daaruit wip, laten ze zich met een draadje vliegensvlug naar beneden
vallen. Wat een overlevingskunstenaars!




En wat een mooi babyroze kleurtje hebben ze! Soms vind ik ook witte rupsjes die iets kleiner zijn.
Waarschijnlijk beginnen ze hun leven als verstekeling onschuldig wit en na het eten van een heleboel
pruim knappen ze uit hun vel en krijgen zie die roze blos.
Ik mag niet mopperen, er blijft nog genoeg pruim voor me over. Maar die grote hoeveelheid poep… Ik
zit een uur te priegelen met een mesje om de vieze stukken eruit te snijden en houd dan een kommetje
pruimenprut over. De rest van de pruimen leg ik in een schaaltje voor de atalanta’s!


Juli 2018

Ik heb gepuzzeld op de soortnaam. Het zou een pruimenmot of een fruitmot kunnen zijn. Beide soorten
krijgen van die roze rupsjes. Maar zonder vlindertje durf ik niet te zeggen welke van de twee het is.

donderdag 19 juli 2018

Een en een kwart eikenpage

Ondervleugel van een eikenpage op ware grootte


Het is alweer jaren geleden dat ik eikenpages in mijn tuin zag. Maar afgelopen week zag ik er een
landen op ons kiezelpad. Ik liep net in grote haast naar de auto -altijd ruzie met de klok-. En
dan zoiets! Ik riep een lelijk woord want als zoiets op je pad komt, dan vraagt dat om onmiddellijke
actie (en daar had ik geen tijd voor).
Ik ging languit liggen om met de smartphone een foto te maken, maar nog voor ik de vlinder in het
zoekscherm had, was-ie alweer gevlogen. Een geluk voor mijn afspraak, maar ik vond het
toch heel jammer.
Twee dagen later ben ik met de Blauwe Brigade op de Kampina aan het werk. We bekijken de plekken
waar we dit voorjaar klokjesgentianen hebben uitgezaaid. Er zijn daar piepkleine kiemplantjes te zien
van nog geen millimeter groot. Zouden die van de gentiaan zijn, of van een andere plant? Zo turend
vindt iemand een vlindervleugeltje. Die blijkt van een eikenpage te zijn. Ernaast ligt nog een vleugeltje
van een heideblauwtje. Opgepeuzeld door een vogel waarschijnlijk.
Wel leuk om een piepklein vlindervleugeltje te vinden in een veld van enkele hectaren groot, waar het
pijpenstrootje al tot aan onze knieën komt!


Juni 2018

Icarus herrezen?

Icarusblauwtje op de uitkijk: waar blijven de meisjes?


Vorig jaar was ik erg opgetogen dat er wekenlang bruine blauwtjes en icarusblauwtjes in mijn tuin te
zien waren. Die had ik daarvoor nog nooit hier gezien. De “beloning” voor jarenlang een stuk van mijn
tuin vakkundig verwaarlozen.
Maar dit jaar lijkt het allemaal toch wat minder. In mei zag ik één keer een bruin blauwtje. En een paar
dagen één keer een icarusblauwtjes-mannetje.
Maar de zomer is nog niet voorbij. Wie weet…

Juli 2018

maandag 16 juli 2018

Vieze beestjes



Als ik een groot blik open waarin ik pakjes meel bewaar, vliegen er een paar motjes uit. Vliegen is
veel gezegd: ze landen meteen op de grond en de muur, waar ik ze met gemak dood kan drukken.
Motten in de voorraadkelder ben ik niet blij mee.
Ik controleer de andere blikken, en in de meeste blijken motjes in te zitten. In één blik zitten ook nog
twee kleine spinnetjes die bezig zijn om het natuurlijk evenwicht te herstellen.
Het is een vieze toestand. Die witte korreltjes die hierboven op de foto te zien zijn, zouden het
uitwerpselen zijn? Of kokertjes waarbinnen de rupsjes zich verschuilen tegen spinnetjes? De zakjes
meel zitten er vol mee en ze bungelen aan elkaar gekleefd door spinsel als slingers aan de kartonnen
doosjes.


Slingers


Bij nadere beschouwing blijkt er heel wat te zien te zijn. Ik vind een paartje dat in de vouwen van een
papieren zakje een romantisch plekje heeft gevonden.
Na wat speurwerk kom ik erachter dat het grauwe meelmotten zijn: euphestia kheuniella voor
liefhebbers. Volgens het verspreidingskaartje op microvlinders.nl zijn ze zeldzaam in Nederland.
Maar het kan ook zijn dat bijna niemand zijn waarneming van de grauwe meelmot doorgeeft. Meer
algemeen zou de grote meelmot zijn, overigens een heel mooi vlindertje. Dat kan ik eerlijk gezegd van
de ‘mijne’ niet zeggen. Het zijn een beetje grauwe en vieze beestjes.



  
Romantiek


Leuker om te zien zijn de rupsjes: meelwit met donkerbruine kopjes. Ze zien er best sappig uit en ik
vraag me af waar ze het beetje vocht vandaan halen in deze gortdroge omgeving.



Een sappig rupsje


Tegen de zakjes of doosjes zitten coconnetjes geplakt. Als ze tegen karton of papier zitten, zien ze er
papierachtig uit. Aan de vele gaatjes is te zien dat de rupsjes het papier eten en van de pulp hun cocon
maken voordat ze daarin gaan verpoppen. De meelmotten gaan trouwens met de tijd mee: de coconnetjes
die tegen een plastic zakje aan zitten zijn van plastic gemaakt. Ook weer zo wonderlijk!



 
Links een cocon van papier tegen een kartonnen doosje, rechts enkele lege en volle coconnetjes van
plastic die tegen een plastic zakje zijn geplakt


Een popje


Ik verhuis de hele familie naar de compostbak.


Juli 2018

vrijdag 6 juli 2018

Is dat het gentiaanblauwtje?!!!





We lopen onder de brandende zon door de Kampina: twee boswachters van Natuurmonumenten, twee
journalisten van Brabants Dagblad en een vrijwilliger van de Blauwe Brigade (dat ben ik). Het mos
knispert onder onze voeten. De journalisten bereiden een stukje voor over de droogte. De boswachters
leggen uit dat we door een van de natste delen van de Kampina lopen, gewoonlijk laarzenwerk. De
journalisten op gympen houden vandaag droge voeten.
Ik mag mee om een paar bloeiende klokjesgentianen aan te wijzen, een soort van de natte heide. De
fotograaf schiet een heleboel plaatjes van de prachtige korenbloemblauwe bloemen: “ensembles”,
“close-ups”, groepsfoto’s van bloemen met boswachters en (o schrik) van bloemen met vrijwilliger.
Daar vliegt opeens een klein onopvallend beige vlindertje voorbij. “Is dat het gentiaanblauwtje?” roept
één van de boswachters vol ongeloof. Dat is hem!!!!!! Grote opwinding bij de twee boswachters en mij.
Te bedenken dat ik in de drie jaar dat ik vrijwiller ben voor de Blauwe Brigade, nog nooit een gentiaan-
blauwtje heb gezien!! Iphones komen tevoorschijn om de vlinder op de foto te krijgen. De
beroepsfotograaf zet dit tafereeltje met zijn mega-camera op de plaat en de journalist schrijft
in zijn boekje. Zo heeft iedereen een bijzonder moment ‘te pakken’.







juli 2018