maandag 26 juli 2021

God noch gebod

One of the advantages of being disorderly 

is that one is constantly making exciting discoveries.

A.A. Milne




Ik heb de laatste tijd vooral naar alledaagse dingen zoals mijn sleutels en beurs lopen zoeken. Van het zoeken naar een mooie vlinder, een die ik nog niet eerder heb gezien, is het nog niet gekomen dit jaar. Maar ach, eigenlijk hoeft het ook niet. Ook zonder te zoeken vind ik mooie vlinders of andere beestjes. 

Zoals gisteren. Het enige wat ik maar hoefde te doen was remmen en afstappen. Is trouwens een bijna filosofische aanrader. 

Op het fietspad lag een beestje dat meer op een kleine slang dan op een rups leek.



Toevallig stond deze rups een paar dagen geleden met foto in Nature Today waardoor ik hem meteen herkende. De rups van een teunisbloempijlstaart!

We hebben in Nederland een heleboel vlindersoorten die op de Rode Lijst staan, maar slechts vijf soorten zijn ook daadwerkelijk beschermd: grote vuurvlinder, pimpernelblauwtje, donker pimpernelblauwtje, spaanse vlag en teunisbloempijlstaart.

Het is verder een papieren bescherming. Er is geen speciaal gebied ingericht voor de teunisbloempijlstaart en al was dat wel zo: dan moet je nog maar afwachten of iemand zich daar iets van aantrekt. Natuurbescherming in Nederland is vooral: hier wat kapot maken en daar wat compenseren. Soms dat laatste niet eens. Denk aan het afschieten van vossen en kraaien ten behoeve van de laatste weidevogels. Vorige zomer is bij vergissing het grootste deel van de énige berm waar donkere pimpernelblauwtjes zitten in de bloeitijd van de grote pimpernel gemaaid.

Maar niet getreurd: de teunisbloempijlstaart rukt op zonder onze hulp! De waardplanten (vooral teunisbloem en wilgenroosje) staan veel in wegbermen, en zo weten ze redelijk ongezien ons land te koloniseren. 

Het fietspad waarop ik deze dikzak vond, lag naast een veld waarop twee jaar geleden een voedselbos is aangeplant. Het ‘onkruid’ staat er hoger dan de jonge boompjes! 

Maar omdat er een hekje omheen staat, en je een beschermde soort toch ook niet op een druk bereden fietspad kunt laten liggen, nam ik hem mee naar mijn wu-weitje. Daar kreeg hij een plekje onder het reukgras aan de voet van een teunisbloem. 

Dat mag vast niet.


Juli 2021


...in de palm van mijn hand…

(hoe ik voor God speelde)



Bronnen

https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=27942

https://www.clo.nl/indicatoren/nl1414-vlinders-van-de-habitatrichtlijn

https://www.nos.nl/artikel/2340902-leefgebied-zeldzame-vlinder-in-limburg-grotendeels-vernietigd






dinsdag 13 juli 2021

Hoera, een grote vos!!!



Geen mooie foto, maar wel een grote vos! En dat is mooi, want grote vossen waren al min of meer

uitgestorven in Nederland (“mogelijk als standvlinder verdwenen”). Maar sinds een paar jaar worden er

weer meer gezien en zijn er ook eitjes of rupsen gevonden. Ook in de Kampina, waar deze vos even op de

werkschuur landt, als ik daar samen met vrijwilligers net óók even zit uit te blazen. 

De grote vos is dus zeker een ‘goed-nieuws-vlinder’ te noemen. Zie dat kleine witte puntje op die donkere

vleugel, zo is de grote vos een lichtpuntje in een donkere tijd voor natuurliefhebbers. Daarbij komt dat hij

helemaal op eigen kracht is terug geveerd. Het is niet duidelijk waarom de aantallen achteruit gingen en

ook niet waarom er sinds een paar jaar weer veel meer worden gezien. Hier zit geen soortbeschermingsplan

achter, geen speciaal voor de grote vossen gemaakte open plekken, houtstapels, boomgaarden, ook geen

lobby om bestrijdingsmiddelen uit te bannen vanwege de laatste grote vossen. 

En daar zit-ie opeens. Het is een hele goede reden om in juichen uit te barsten, maar ik baal er vooral van

dat ik alleen een slechte foto van de sombere kant (zij het met een klein wit puntje) op een lelijk stuk hout

kan maken. Een soort hebberigheid, lelijk van mij.


Juli 2021

zondag 27 juni 2021

Grijze dag


Aangename temperatuur, maar de hele dag bewolkt. Geen vlinderweer dus, wel wandelweer. Omdat ik nog

iets moet ophalen in Arnhem, besluiten we in de Veluwe te gaan wandelen. 

Ik heb een wandeling uitgezocht op het aantal kilometers. 

Op een bankje kletsen we wat, eten een boterham, drinken thee. 

Een dame parkeert een fiets naast het bankje, trekt een fluorescerend geel hesje aan en wandelt de hoek om.

We slaan geen acht op haar.

Zoals dat wel vaker gaat als je wandelt: je bent meer bezig met je eigen kletsverhalen (en de routebeschrij-ving) dan met je omgeving.

Als we verder gaan, zie ik de dame met het gele hesje weer. Ze wandelt in een langzaam tempo door

het hoge gras, notitieboekje in de hand. Ik herken mezelf opeens in haar: een natuurvrijwilliger!

“Waar bent u naar op zoek?”

“Vlinders” zegt ze. 

“O wat leuk! Gaat het om een speciale vlinder?”

“Ja, de bosparelmoervlinder als u dat wat zegt.”

Ik verslik me. De bosparelmoervlinder!!!! Die staat nog op mijn verlanglijstje. Ik voel de opwinding omhoog

borrelen

Maar dan vertelt ze dat dit niet zo’n goede plek ervoor is, en het weer ook niet. “Bosparelmoervlinders houden

van zon en warmte. Met 20 graden vliegen ze nog niet. Eerder een graad of 25. Als de zon even tevoorschijn

komt, halen we dat net vandaag.”

De lucht is grijs. We kletsen (o jee) over van alles en nog wat.

Dan breekt de zon door en zie ik in mijn ooghoek een vrij donker-oranje vlindertje. Achteloos zeg ik: kijk,

een vlinder.

“Dat is ‘m!” zegt ze kalm.

 




donderdag 8 april 2021

Lichtpuntje


Leven is de enige manier

om met bladeren begroeid te raken,

op het zand naar adem te happen,

op vleugels proberen te vliegen [...]


Wisława Szymborska (‘Notitie’ in Einde en Begin, pag 346)






‘s Winters ben ik een pantoffeldiertje dat voor de kachel zit, maar als het weer opknapt, dan ik doe ik dat

ook. Dat was vorige week, maar er ging toch iets grondig mis door het debat met puntje-puntje (ik noem

geen namen). Dikke stapelwolken pakten zich binnen- en buitenskamers samen, er woei een koude wind,

er viel sneeuw, er viel hagel, maar puntje-puntje had niet het gevoel dat dit met hem te maken had en

bleef zitten waar die zat. 

Is er dan geen enkel lichtpuntje? Ik zou het haast vergeten, maar vorige week zag ik een boomblauwtje in

de tuin. Ik kan me niet herinneren ooit zo vroeg in het seizoen wel eens een boomblauwtje gezien te

hebben, maar op de site van de Vlinderstichting lees ik dat het de normaalste zaak van de wereld is. Vanaf

einde maart kruipen ze uit hun pop en verlenen de wereld meer gratie.

Al is het normaal, ik was toch behoorlijk in mijn sas, temeer daar dit boomblauwtje langdurig aan een

frisgroen blaadje van de klimhortensia sabbelde en ik er rustig foto’s van kon maken. 

Het boomblauwtje is echt een prima medicijn tegen sikkeneurigheid. Er valt niets dan goeds over te

zeggen. Het brengt geen schade toe aan de natuur, soortgenoten of andere beestjes. De knabbelschade

die de rupsen aanbrengen -die overigens geen blaadjes maar bloemetjes eten- is kleinschalig. Geen

plaagsoort dus, en zonder jeukend vachtje. Ze leven in goede verstandhouding met de mieren, die de

zoetigheid aflikken die de rupsen uitplassen (de zoete plas komt door die bloemetjes), en als wederdienst

de rupsen beschermen tegen roofinsecten. En, heel belangrijk voor het humeur is het feit dat het heel

goed gaat met de boomblauwtjes, niet alleen in Nederland, maar wereldwijd, van Japan tot Noord-

Amerika en van Scandinavië tot het noorden van Afrika. Ik hoef me geen zorgen over ze te maken.


April 2021