zondag 27 augustus 2023

Bruin, ovaalvormig dingetje

 




Je moet altijd goed opletten als je een bruin, ovaalvormig dingetje op de grond ziet liggen. Het zou zomaar poep kunnen zijn. Altijd interessant, tenzij het naar hondenpoep ruikt. 

Maar het kan ook iets anders zijn. Een cocon bijvoorbeeld. Daarbinnen speelt zich een wonder af. Volgend jaar komt daar, als alles goed gaat, want ook wonders hebben geluk nodig, een nachtpauwoog uit. Terwijl we bezig zijn met plaggen, vinden we verschillende cocons. Die nachtvlinders gaan we niet te zien krijgen, maar het idee alleen al dat ze er zijn, maakt ons gelukkig!

Nu heb ik bijna een kwartet. De nachtvlinder heb ik eens op het laken gezien in de Kampina. De rups 











maandag 26 juli 2021

God noch gebod

One of the advantages of being disorderly 

is that one is constantly making exciting discoveries.

A.A. Milne




Ik heb de laatste tijd vooral naar alledaagse dingen zoals mijn sleutels en beurs lopen zoeken. Van het zoeken naar een mooie vlinder, een die ik nog niet eerder heb gezien, is het nog niet gekomen dit jaar. Maar ach, eigenlijk hoeft het ook niet. Ook zonder te zoeken vind ik mooie vlinders of andere beestjes. 

Zoals gisteren. Het enige wat ik maar hoefde te doen was remmen en afstappen. Is trouwens een bijna filosofische aanrader. 

Op het fietspad lag een beestje dat meer op een kleine slang dan op een rups leek.



Toevallig stond deze rups een paar dagen geleden met foto in Nature Today waardoor ik hem meteen herkende. De rups van een teunisbloempijlstaart!

We hebben in Nederland een heleboel vlindersoorten die op de Rode Lijst staan, maar slechts vijf soorten zijn ook daadwerkelijk beschermd: grote vuurvlinder, pimpernelblauwtje, donker pimpernelblauwtje, spaanse vlag en teunisbloempijlstaart.

Het is verder een papieren bescherming. Er is geen speciaal gebied ingericht voor de teunisbloempijlstaart en al was dat wel zo: dan moet je nog maar afwachten of iemand zich daar iets van aantrekt. Natuurbescherming in Nederland is vooral: hier wat kapot maken en daar wat compenseren. Soms dat laatste niet eens. Denk aan het afschieten van vossen en kraaien ten behoeve van de laatste weidevogels. Vorige zomer is bij vergissing het grootste deel van de énige berm waar donkere pimpernelblauwtjes zitten in de bloeitijd van de grote pimpernel gemaaid.

Maar niet getreurd: de teunisbloempijlstaart rukt op zonder onze hulp! De waardplanten (vooral teunisbloem en wilgenroosje) staan veel in wegbermen, en zo weten ze redelijk ongezien ons land te koloniseren. 

Het fietspad waarop ik deze dikzak vond, lag naast een veld waarop twee jaar geleden een voedselbos is aangeplant. Het ‘onkruid’ staat er hoger dan de jonge boompjes! 

Maar omdat er een hekje omheen staat, en je een beschermde soort toch ook niet op een druk bereden fietspad kunt laten liggen, nam ik hem mee naar mijn wu-weitje. Daar kreeg hij een plekje onder het reukgras aan de voet van een teunisbloem. 

Dat mag vast niet.


Juli 2021


...in de palm van mijn hand…

(hoe ik voor God speelde)



Bronnen

https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=27942

https://www.clo.nl/indicatoren/nl1414-vlinders-van-de-habitatrichtlijn

https://www.nos.nl/artikel/2340902-leefgebied-zeldzame-vlinder-in-limburg-grotendeels-vernietigd






dinsdag 13 juli 2021

Hoera, een grote vos!!!



Geen mooie foto, maar wel een grote vos! En dat is mooi, want grote vossen waren al min of meer

uitgestorven in Nederland (“mogelijk als standvlinder verdwenen”). Maar sinds een paar jaar worden er

weer meer gezien en zijn er ook eitjes of rupsen gevonden. Ook in de Kampina, waar deze vos even op de

werkschuur landt, als ik daar samen met vrijwilligers net óók even zit uit te blazen. 

De grote vos is dus zeker een ‘goed-nieuws-vlinder’ te noemen. Zie dat kleine witte puntje op die donkere

vleugel, zo is de grote vos een lichtpuntje in een donkere tijd voor natuurliefhebbers. Daarbij komt dat hij

helemaal op eigen kracht is terug geveerd. Het is niet duidelijk waarom de aantallen achteruit gingen en

ook niet waarom er sinds een paar jaar weer veel meer worden gezien. Hier zit geen soortbeschermingsplan

achter, geen speciaal voor de grote vossen gemaakte open plekken, houtstapels, boomgaarden, ook geen

lobby om bestrijdingsmiddelen uit te bannen vanwege de laatste grote vossen. 

En daar zit-ie opeens. Het is een hele goede reden om in juichen uit te barsten, maar ik baal er vooral van

dat ik alleen een slechte foto van de sombere kant (zij het met een klein wit puntje) op een lelijk stuk hout

kan maken. Een soort hebberigheid, lelijk van mij.


Juli 2021

zondag 27 juni 2021

Grijze dag


Aangename temperatuur, maar de hele dag bewolkt. Geen vlinderweer dus, wel wandelweer. Omdat ik nog

iets moet ophalen in Arnhem, besluiten we in de Veluwe te gaan wandelen. 

Ik heb een wandeling uitgezocht op het aantal kilometers. 

Op een bankje kletsen we wat, eten een boterham, drinken thee. 

Een dame parkeert een fiets naast het bankje, trekt een fluorescerend geel hesje aan en wandelt de hoek om.

We slaan geen acht op haar.

Zoals dat wel vaker gaat als je wandelt: je bent meer bezig met je eigen kletsverhalen (en de routebeschrij-ving) dan met je omgeving.

Als we verder gaan, zie ik de dame met het gele hesje weer. Ze wandelt in een langzaam tempo door

het hoge gras, notitieboekje in de hand. Ik herken mezelf opeens in haar: een natuurvrijwilliger!

“Waar bent u naar op zoek?”

“Vlinders” zegt ze. 

“O wat leuk! Gaat het om een speciale vlinder?”

“Ja, de bosparelmoervlinder als u dat wat zegt.”

Ik verslik me. De bosparelmoervlinder!!!! Die staat nog op mijn verlanglijstje. Ik voel de opwinding omhoog

borrelen

Maar dan vertelt ze dat dit niet zo’n goede plek ervoor is, en het weer ook niet. “Bosparelmoervlinders houden

van zon en warmte. Met 20 graden vliegen ze nog niet. Eerder een graad of 25. Als de zon even tevoorschijn

komt, halen we dat net vandaag.”

De lucht is grijs. We kletsen (o jee) over van alles en nog wat.

Dan breekt de zon door en zie ik in mijn ooghoek een vrij donker-oranje vlindertje. Achteloos zeg ik: kijk,

een vlinder.

“Dat is ‘m!” zegt ze kalm.

 




donderdag 8 april 2021

Lichtpuntje


Leven is de enige manier

om met bladeren begroeid te raken,

op het zand naar adem te happen,

op vleugels proberen te vliegen [...]


Wisława Szymborska (‘Notitie’ in Einde en Begin, pag 346)






‘s Winters ben ik een pantoffeldiertje dat voor de kachel zit, maar als het weer opknapt, dan ik doe ik dat

ook. Dat was vorige week, maar er ging toch iets grondig mis door het debat met puntje-puntje (ik noem

geen namen). Dikke stapelwolken pakten zich binnen- en buitenskamers samen, er woei een koude wind,

er viel sneeuw, er viel hagel, maar puntje-puntje had niet het gevoel dat dit met hem te maken had en

bleef zitten waar die zat. 

Is er dan geen enkel lichtpuntje? Ik zou het haast vergeten, maar vorige week zag ik een boomblauwtje in

de tuin. Ik kan me niet herinneren ooit zo vroeg in het seizoen wel eens een boomblauwtje gezien te

hebben, maar op de site van de Vlinderstichting lees ik dat het de normaalste zaak van de wereld is. Vanaf

einde maart kruipen ze uit hun pop en verlenen de wereld meer gratie.

Al is het normaal, ik was toch behoorlijk in mijn sas, temeer daar dit boomblauwtje langdurig aan een

frisgroen blaadje van de klimhortensia sabbelde en ik er rustig foto’s van kon maken. 

Het boomblauwtje is echt een prima medicijn tegen sikkeneurigheid. Er valt niets dan goeds over te

zeggen. Het brengt geen schade toe aan de natuur, soortgenoten of andere beestjes. De knabbelschade

die de rupsen aanbrengen -die overigens geen blaadjes maar bloemetjes eten- is kleinschalig. Geen

plaagsoort dus, en zonder jeukend vachtje. Ze leven in goede verstandhouding met de mieren, die de

zoetigheid aflikken die de rupsen uitplassen (de zoete plas komt door die bloemetjes), en als wederdienst

de rupsen beschermen tegen roofinsecten. En, heel belangrijk voor het humeur is het feit dat het heel

goed gaat met de boomblauwtjes, niet alleen in Nederland, maar wereldwijd, van Japan tot Noord-

Amerika en van Scandinavië tot het noorden van Afrika. Ik hoef me geen zorgen over ze te maken.


April 2021

dinsdag 29 september 2020

Kapel



Ergens in het mooie Maasheggen-gebied, omsloten door een kronkel van de Maas alsof het de kom van een

hand is, staat een kapelletje. Ik liep er toevallig langs, ging naar binnen, keek omhoog en zag een vlinder van

glas in lood.  De gelijkenis met Jezus aan kruis ontging me niet. 

Vlinder, symbool van hoop, van leven na de dood, maar ook van kwetsbaarheid en schoonheid. 

Kapel, een oud woord voor vlinder. 

In de kapel staat een beeld van de heilige Brigida, de patroonheilige van het vee. Vee en vlinders, dat gaat niet

goed samen. Maar als ik het verhaal van de kapel lees, blijken hier allerlei tegenstellingen ‘wonderlijk’ goed

in elkaar te passen.

De kapel is tijdens de lockdown gebouwd door een moslim, protestant en katholiek (de moslim deed het

handwerk…). Tegenspoed brengt mensen samen (of was het toeval, en een mooi verhaal achteraf?) 

Maar, wat ik dan een leuk detail vind, het kapelletje is zonder vergunning gebouwd.

Zoals een kapel betaamt zitten er nissen in de muur. Bij deze kapel zitten ze aan de achterkant en ze zijn voor de insecten. De kapel staat op grond van De Schutskooi, een biologisch melkveebedrijf. De eigenaar, Eric Lamers, noemt

zichzelf ook “vlinderboer” omdat hij niet alleen goed voor zijn koeien, maar ook voor de vlinders, bijen en

wormen zorgt. Er is een vlinderroute voor het publiek, en natuurlijk ook het obligate bijenhotel voor solitaire

bijen, en -beetje tegenstrijdig- bijenkasten (maar begrijpelijk als je bedenkt dat de honing verkocht kan

worden). De vlindervriendelijke veeboer. Hier komt het geloof -in een betere toekomst- om de hoek kijken.

In een interview licht Eric Lamers de keuze voor een Vlinderkapel toe: “Vlinders ontpoppen als ze warmte

en liefde krijgen. Zo werkt dat ook bij mensen. Van warmte en liefde ontpopt iedereen.” 

Strikt biologisch gezien heb ik mijn twijfels bij het eerste deel van zijn uitspraak (vlinders ontpoppen als ze

warmte en liefde krijgen). Maar dat neemt niet weg dat het een mooi kapelletje is. En dat het mij, wandelaar,

aan het denken heeft gezet...


Bronnen


https://www.gelderlander.nl/boxmeer/katholiek-protestant-en-moslim-bouwen-multireligieus-kapelletje-bij-de-schutkooi~a26b571d/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F


https://www.maasheggenunesco.com/nl/actueel/17-04-2020-vlinderkapel-in-de-maasheggen/


https://www.schutkooi.nl/index-natuur.html

maandag 28 september 2020

De grote najaarsschoonmaak



In eigen huis heb ik een hekel aan schoonmaken, maar niet daarbuiten. De grote najaarsschoonmaak is

begonnen en dus trek ik er zeker twee keer per week met emmer en ladder op uit. Niet om ramen te wassen,

maar om nestkasten schoon te maken. Er hangen in ons dorp zo’n veertig uilenkasten en afgelopen winter

zijn daar nog honderd koolmeestkasten bij gekomen.

De koolmezen krijgen gratis huisvesting met schoonmaakservice aangeboden door de gemeente, als ze een

bijdrage willen leveren aan de bestrijding van de eikenprocessierups. Ik ben de poetsvrouw. (Wie had dat

ooit kunnen denken!)

Eerlijk gezegd had ik gedacht dat er veel leegstand zou zijn. De kastjes hangen in eikenlanen in het

buitengebied, wat betekent dat er meestal weilanden (groene woestijnen) naast liggen. In zo’n gebied valt,

buiten de boomkruin weinig te halen voor een mees. Positief is dan wel dat deze eiken (vanwege de nabijheid

van een Natura-2000 gebied -de Loonse en Drunense duinen- of, omdat ze aan een onverharde weg liggen)

niet in het voorjaar met XenTari worden bespoten. XenTari is een bacteriepreparaat dat weliswaar niet giftig

voor vogels, maar wel dodelijk is voor alle rupsen. En in eiken zitten heel erg veel rupsen, niet alleen van de

eikenprocessierups maar nog vele andere soorten. Spuit je alle beestjes uit een eik, dan moeten de vogels op

een houtje bijten.

Ook al worden deze eiken niet bespoten, toch ben ik blij verrast te zien dat meer dan 90% van de kastjes

door kool- of pimpelmezen zijn bewoond!

Nog meer verbaasd ben ik over de grote hoeveelheid andere beestjes die ook allemaal graag in zo’n kastje

wonen: oorwormen, wantsen, pissebedden, spinnen, wespen, hoornaars, vleermuizen (getuige de poep),

vliegen en … vlinders. Ik vind regelmatig coconnetjes of poppen van rupsen die in de kast een donker hoekje

hebben gevonden om te verpoppen. De soort waarvan ik in bijna tweederde van de kasten sporen van

bewoning vind is de plakker.

Soms zijn alle stadia van de plakker in één kastje te zien: de eitjes, ergens tegen het dak of een wand van

het kastje geplakt, een of twee dode vrouwtjes (plakkervrouwtjes zijn wit, de mannetjes bruin dus dat is

makkelijk te zien), vervellingshuidjes van de rups en lege hulzen van de pop. Dit schrijf ik nu zo uit de losse

pols op alsof ik in één oogopslag wist: há, eitjes van de plakker, of, hé, een lege pop van de plakker. Het was

wel even puzzelen en googelen om de stukjes in elkaar te kunnen passen. In één kastje lag ook nog

vleermuispoep, dus langzaamaan werd het een whodunnit!

De grote hersenkraker zijn de uitwerpselen. Behalve vleermuispoep (moest wel eerst opgezocht worden in

de diersporengids) ligt in sommige kastjes ook vogelpoep (er bestaat helaas geen gids om vogelpoep op soort

te determineren!), oorwormenpoep (nadat ik heel veel oorwormen heb gezien, kan ik hun poep herkennen)

en nog een soort korreltjes die ik niet meteen kon thuisbrengen. Ze zijn nogal kunstig gevormd, als kleine

maiskolfjes.



Zaadjes? Nee. Poep? Toch niet met zo’n bijzondere vorm…? Maar opeens viel het kwartje: het moet de poep

van de rupsen van de plakker zijn! Google op ‘rupsenpoep’ en je ziet dat alle rupsen dit soort uitwerpselen

maken. 


Met al deze sporen kan ik me nu een voorstelling maken van het leven van een plakker. Als de jonge meesjes

zijn uitgevlogen, en de rupsen voelen dat er iets staat te gebeuren, kruipen ze de kast in en slapen op het zachte

matrasje van een mezennest. Misschien wordt er nog wat heen en weer gewandeld van eikenblaadjes naar

kast, eten, slapen, poepen enz. Maar dan breekt het moment aan om nog een laatste keer te vervellen en

meteen daarna te verpoppen. Komt er een vrouwtje uit de pop gekropen dan kan ze rustig in ‘haar’ huisje

blijven. Vrouwtjesplakkers vliegen nauwelijks, de mannetjes vinden hen op de geur (deze informatie heb ik

natuurlijk niet in het kastje gevonden maar op de site van de Vlinderstichting). Dan legt ze de eitjes tegen de

wand van het kastje en beplakt (vandaar de naam) die met haartjes van haar lijf. Daarna gaat ze weer op

het zachte matrasje liggen waar ze ook een deel van haar jeugd heeft doorgebracht en sterft. 



 Plakkereitjes tegen de wand van het kastje


Heeft ze pech, dan wordt ze voor die tijd door een vleermuis verschalkt.

Zo heeft het koolmeeskastje nog een tweede ‘leven’ als plakkerkastje gekregen!


De vraag is nog hoe dit verhaal afloopt. Laten we aannemen dat volgend jaar weer een koolmezen- of

pimpelmezenpaartje een nestje maakt. Op een dag ziet het vrouwtje dat lekker zit te broeden opeens

allemaal kleine plakkerrupsjes uit hun eitjes tevoorschijn komen. De hele kast krioelt ervan. Blijkt ze niet in

een mezenkast maar in een plakkerkast te wonen… Wat zou ze dan doen? 


Een kastje vlakbij een oud nest van eikenprocessierupsen; 

aan de gaten te zien is het nest aangepikt door een vogel, 

waarschijnlijk de koolmees die in dit kastje heeft gebroed!



September 2020


Bronnen


https://www.boswachtersblog.nl/drenthe/2020/04/15/spoorzoeken-in-eigen-tuin/


https://www.vlinderstichting.nl/vlinders/overzicht-vlinders/details-vlinder/plakker


https://www.mijnblogje.nl/20200816/plakker

donderdag 16 juli 2020

Een wu-weitje



Anders dan de afgelopen twee zomers, toen het wilde bloemenweitje eruit zag als een dorre prairie, is
het er dit jaar vol met bloemen, zoemen en tjirpen. Een foto is maar een heel flauw aftreksel daarvan.
Zoveel bloemen, en ik heb er niks voor hoeven doen. Bijna niks. Het ‘meanderend maaien’ met de zeis
in de herfst heb ik gedelegeerd. Het enige wat ik doe is meanderend er doorheen waden en af en toe een
beetje zaaien. Ik verzamel zaadjes uit bermen en strooi die uit in molshopen en het kale stukje grond waar
de tent heeft gestaan. Die meandert als het ware ieder jaar naar een ander plekje in het weitje. Waar eerst
mijn slaapmatje lag, blijft een zaaibedje over, zonder dat ik de bodem hoef te verstoren.
Wat ik vooral doe is niks-doen. Niet schoffelen of wieden. Niet verticuteren. Niet sproeien. Niet
bemesten. Vooral niet ijverig of netjes willen zijn. En niet naar mijn hand willen zetten.
Kijken wat er gebeurt. Hoe alles verandert. Opbloeit of wegkwijnt. Kijken wat er fladdert, kruipt of
zweeft. Hoe de insecten nectar slurpen, stuifmeel of elkaar opeten. Hoe ze, ondergestoven met pollen,
de bloemen bestuiven of wederom elkaar. 
Ik kan het iedereen aanbevelen, ook de mensen uit Rusland, Polen of Oekraïne die regelmatig deze
blog bezoeken, kennelijk aangetrokken door verhalen en foto’s over 'bloemetjes en bijtjes'.
Een wu-weitje.


Over wu-wei in Wikipedia:
Wu wei is een grondstelling in het taoïsme dat een begrip inhoudt van weten wanneer wel te handelen
(i.a.w. actief op te treden) en wanneer niet te handelen. De letterlijke betekenis van wu wei luidt: "niet
doen". Het paradoxale begrip wei wu wei, "doen niet doen" of "handelen door niet te handelen", kan men
interpreteren door het "niet handelen tegen de aard der dingen in" of "het handelen zonder gehechtheid
aan het resultaat".


Over meanderend maaien:

Juli 2020

dinsdag 14 juli 2020

Bliksembezoek




Als het om vlinders in mijn tuin gaat, ben ik best wel hebberig. Ik wil er heel veel. En heel veel soorten
ook nog. De tuinvlindertelling is wat dit betreft heel bevredigend. 
Vooral als ik tijdens de telling opeens iets zie wat ik niet elke dag zie. Gisteren vloog de koninginnepage
15 seconden in mijn tuin. Niet lang genoeg voor een scherpe foto, maar niet getreurd. Altijd een eer om
de koningin op bezoek te krijgen.
Wie ook een bliksembezoek bracht: de kolibrievlinder. Tien seconden. Een veeg op de foto, maar wat een
tong!



Even daarna is het opnieuw raak bij de vlinderstruik: een kleine parelmoervlinder!!! Ik ga net weg om
boodschappen te doen, laat alles uit mijn handen vallen en ren het huis in om de camera te halen. De
parelmoervlinder is er nog. Maar: de geheugenkaart van de camera zit nog in mijn computer. Weer
terug naar binnen. En dan is de vlinder gevlogen. Hopend dat hij nog terugkomt ga ik bovenop de auto
zitten, van waar ik goed uitzicht heb op de vlinderstruik. J vindt dit nogal grappig en maakt er een foto
van om rond te sturen naar onze kinderen. Hebben die ook iets te lachen. Ik lach een beetje mee, maar
eigenlijk zit ik te knarsetanden: de kleine parelmoervlinder laat zich niet meer zien. Of nou ja: de kleine
parelmoervlinder was zeker een minuut in onze tuin.


Eigenlijk valt er niets te lachen

Juli 2020